dacht van de moord op vele mannen en daarom naar een klooster wordt verwezen, maar nog eenmaal de stad van haar jeugd wenst te zien. In het gedicht ‘La Loreley’ uit 1904 van Apollinaire is mannelijke ontrouw de oorzaak van de wraakzucht van ‘la belle dame sans merci’, die bij Apollinaire vooral betoverende ogen heeft.
In de roman Gentlemen Prefer Blondes uit 1925 van Loos is de hoofdrol weggelegd voor Lorelei Lee, een avontuurlijke blondine die het geluk najaagt en op de boot naar Europa en later in een Parijse nachtclub de hoofden van mannen op hol brengt. Beroemd werd het boek door de verfilming in 1953, in de regie van Hawks en met Marilyn Monroe als de verleidelijke Lorelei Lee. Hoogtepunt in deze film is Monroe als zij het lied ‘Diamonds are a Girl's best Friend’ zingt.
Vroman schreef ergens tussen 1942 en 1945, tussen Java en Nagaoka, het gedicht ‘De Lorelei’: de noodlotssprong wordt daarin gewaagd door verteller en luisteraar. Laurey werd door haar eigen achternaam, die zo assoneerde met de naam van de Rijnnimf, tot identificatie verleid in haar dichtbundel Loreley uit 1952. In de roman De getatoeëerde Lorelei uit 1968 verplaatst Harten de scène naar het decadente Berlijn van voor de Tweede Wereldoorlog. Een van de hoofdpersonen is de Lorelei, een getatoeëerde zigeunerin van Hongaarse komaf die in het verleden een ware liefdesattractie op de kermis en in bed vormde. Van de betoverende werking is niet veel meer over. Het opkomend nationaal-socialisme werpt een zware schaduw over de gebeurtenissen. Wellicht kan de stad Berlijn, bij Harten bevolkt met zigeuners, homoseksuelen, hoeren, travestieten, nazi's en Rinus van der Lubbe, worden beschouwd als een gevaarlijke dame die velen aantrekt en beschadigt. De Franse romancier Genevoix, in 1925 winnaar van de Prix Goncourt, publiceerde in 1978 zijn roman Lorelei. In het toneelstuk De redders uit 1984 trekt Komrij alle registers van de moderne mythologie open en hij arrangeert een ontmoeting tussen de noodlottige Lorelei en een Hamlet die maar al te graag wil sterven. Een huwelijk van Hamlet en Lorelei lijdt voortijdig schipbreuk.
Brentano's vriend, de Oostenrijkse schilder Steinle, ontwierp omstreeks 1850-60 tekeningen die als illustraties dienden bij de Rheinmärchen: de tot de verbeelding sprekende figuur werd in aquarellen (Heylshof, Worms; Schack-Galerie, München) en in olieverf (Schack-Galerie, München) vastgelegd. Een uitgebreide Lorelei-iconografie ontbreekt.
De gedichten van Eichendorff en Heine zijn vooral door Duitse componisten tot liederen verwerkt: terwijl Kinkel 1838, Bronsart von Schellendorf, Wöhler, Liszt 1841 en Silcher Heine volgden, waagde Schumann zich in 1840 aan een verklanking van het Lorelei-gedicht van Eichendorff (Liederkreis, op. 39, nr. 3). De meest populaire verklanking van het gedicht van Heine was ongetwijfeld die van Silcher. Zijn Loreley werd door Nesvadba omgewerkt tot ‘Loreley-Paraphrase’, een muziekstuk voor de meest exotische bezettingen. Dit werk van Nesvadba werd in 1991 door Van Delft als uitgangspunt genomen voor een nieuwe Lorelei-paraphrase, een compositie voor twee trompetten en harmonie- of fanfareorkest. Bij Chopin, in zijn Ballade op. 47 in As, spelen behalve Heine ook de Poolse dichter Mickiewicz en zijn gedicht over de Litouwse meermin van Switez een rol van betekenis. Mendelssohn liet een opera naar de Lorelei-stof onvoltooid: alleen de finale van de eerste akte en een ‘Ave Maria’ werden gecomponeerd. Het libretto van Geibel werd in 1863 door Bruch benut om een opera Loreley het licht te doen zien. De Ierse componist Wallace, die veertien jaar van zijn leven in Duitsland doorbracht, schreef in 1860 de opera Lurline op een libretto van Fitzball. Catalani wijdde in 1919 de opera Loreley aan de kammende Sirene als een gereïncarneerd weesmeisje.
De Rijnnimf schonk met haar naam inspiratie aan het Lurelei-cabaret (1960-68) van