ringen, reconstructies, speculaties, schotschriften, juridische pamfletten, ontboezemingen van voogden en visioenen van maatschappijkritische profeten. Dergelijke publikaties dienden vooral om de schrijvers ervan in een mooi daglicht te stellen of hun denkbeelden te etaleren. In het algemeen geldt dat slechts weinigen erin slaagden een verhelderend licht op de mysterieuze gebeurtenissen rond de jongen te werpen.
Al spoedig waren er twee ‘richtingen’ te onderscheiden: volgens de ene richting was Kaspar Hauser het slachtoffer van duistere intriganten, die erbij waren gebaat zijn ware identiteit - hij zou de erfprins van Baden zijn - verborgen te houden; volgens de andere was Kaspar simpelweg een bedrieger. Nadat men de jongen in 1829 al eens gewond had aangetroffen, werd hij in 1833 door een onbekende met een dolkstoot dodelijk verwond en stierf hij zonder dat er een tip van de sluier was opgelicht. De beide aanslagen werden door voorstanders gezien als een bevestiging van hun komplottheorie en door tegenstanders als een bewijs dat de leugenachtige Hauser het slachtoffer was geworden van al te extreme pogingen om de belangstelling voor zijn persoon gaande te houden.
In het verhaal van Kaspar Hauser is het vondelingmotief verweven, dat inhoudt dat na een periode van gedwongen verborgenheid de identiteit van een belangrijk persoon aan het licht komt, zoals in het bijbelverhaal van Jozef en zijn broeders. Daarnaast is er het zgn. Dümmling-motief van de in alle onschuld opgroeiende mens die plotseling in het volle leven wordt geplaatst en daaraan te gronde gaat. Kaspar Hauser lijkt in dat laatste opzicht een variant op het thema van de homo ferus of het enfant sauvage (in 1801 publiceerde de Franse arts E. Itard een verslag van een jongen die vanaf zijn prille jeugd in het wild was opgegroeid; François Truffaut baseerde in 1969 zijn film l'enfant sauvage op dit verslag), maar er valt meer voor te zeggen om de niet bepaald wild en ongetemd te noemen Kaspar te zien als een type van de natuurlijke, primitieve mens uit Rousseaus Émile ou De l'éducation uit 1762: Kaspars geest is een tabula rasa die in conflict komt met een overgeciviliseerde wereld en hij wordt het slachtoffer van de pogingen hem in deze wereld op te voeden. Verwantschap is hier te ontdekken met de figuur van Woyzeck uit Büchners gelijknamige toneelstuk (1836; opera uit 1925 van Berg, getiteld Wozzeck).
Het zal geen verbazing wekken dat veel van de 19e-eeuwse literaire bewerkingen werden gekenmerkt door een sensatiebeluste speculatie omtrent de gebeurtenissen in de periode vóór Kaspar Hausers ontdekking. Wat er van de jongen werd na zijn ontdekking of wat zich in zijn geest afspeelde viel nog geheel buiten het blikveld. Zo verscheen in 1834 van Scoper Kaspar Hauser oder die eingemauerte Nonne, waarin de kwade genius achter het geheel een abt is die, om zijn bezit uit te breiden, een hele familie te gronde richt. De geheimzinnigheid, de vermeende criminele intenties en de geruchten rond een adellijke afkomst versterkten de belangstelling, die enerzijds aansloot bij maatschappijkritische tendensen, anderzijds bij de modieuze belangstelling voor ontvoerde prinsen, onderaardse gewelven en monsterlijke komplotten tegen onschuldige levens, motieven die onder meer in de ‘gothic novel’ werden gebruikt. Voor de aanhangers van dat laatste genre was Kaspar Hauser de volgende in de rij van ongelukkigen die een deel van hun leven in onderaardse gewelven en oubliettes moesten doorbrengen (vgl. The Monk van Lewis, Die Räuber van Schiller en Der Turm van Hofmannsthal).
In Frankrijk werd de belangstelling gewekt door de theorie dat Kaspar Hauser de (adellijke) zoon was van Stéphanie de Beauharnais. Onmiddellijk verschenen er toneelbewerkingen, zoals in 1838 Le pauvre idiot ou le souterrain d'Heilberg van Dupeuty en Fontan, en in hetzelfde jaar Gaspard Hauser van Bourgeois en Dennery. Later verscheen nog een anonieme Franse sensatieroman Vie et