de christenhater Saulus tot de apostel Paulus.
In 337 ontsnapte Julianus aan het bloedbad dat de zonen van de overleden Constantijn de Grote in Constantinopel na de dood van hun vader onder bloedverwanten aanrichtten. Julianus, een kind nog, werd gespaard vanwege zijn leeftijd, zijn vader en oudere halfbroer echter lieten het leven. Constantius, de tweede zoon van Constantijn de Grote, werd door velen als kwade genius van de slachting beschouwd. Nadien weigerde Julianus zijn redding toe te schrijven aan de genade van de christelijke God: hij zag er liever de hand in van de zonnegod Helios.
In Nicomedia leefde de jonge Julianus in ballingschap. Daar en in Constantinopel en Athene werd hij beïnvloed door de lessen van het neoplatonisme. Hij trok zelfs naar Efeze om daar de charlatan Maximus te ontmoeten. Maximus van Efeze oefende met zijn magisch neoplatonisme en initiaties in de Mithras-godsdienst een beslissende invloed op Julianus uit. Aan de studie van het neoplatonisme en de ontmoeting met Maximus zou hij zijn geloofsafval danken.
In 355 benoemde keizer Constantius ii Julianus tot ‘caesar’ (onderkeizer) van de westelijke provincies. Het was een gevaarlijke onderscheiding, zoals Julianus' halfbroer Gallus had ervaren: Gallus was in 354 op last van de keizer onthoofd, omdat hij de hem opgedragen bestuurlijke taken niet naar tevredenheid had vervuld. Ammianus Marcellinus en Libianus, tijdgenoten van Julianus, veronderstelden later dat de paranoïde Constantius ii zijn geleerde, maar militair onervaren neef naar het Gallisch front zond om hem daar te laten sneuvelen. Op onverwacht doeltreffende wijze bestuurde de jonge ‘caesar’ Gallië, en militaire successen tegen de Alamannen (Straatsburg 357) en de Franken gaven hem groot krediet bij zijn soldaten en in Rome. In Gallië riepen Julianus' soldaten in 360 - tijdens een wellicht door Julianus gestimuleerde muiterij tegen een troepenverplaatsing die door de keizer was bevolen - hun legeraanvoerder uit tot nieuwe keizer. De dood van Constantius voorkwam een openlijke confrontatie tussen Julianus en de wettige keizer. In 361 werd Julianus in het gehele rijk als keizer erkend.
Julianus' regeerperiode was kort maar hevig. Toen hij keizer was openbaarde zich zijn weerzin tegen het ‘nieuwe’ christendom pas ten volle. Onder het bewind van Constantius was een bekentenis tot het ‘heidendom’ ondenkbaar geweest. Intussen had de nieuwe godsdienst der ‘Galileeërs’, zoals Julianus de christenen smalend noemde, zich in voorbije decennia gecorrumpeerd door hevige interne twisten en de associatie met dubieuze keizers als Constantius. Christelijke wetenschap werd door de nieuwe keizer verboden, kerken werden gesloten, oude tempels in ere hersteld. Dit geschiedde niet zonder slag of stoot. Julianus, die zich door publikaties (‘Tegen de Galileeërs’) als filosoof afficheerde, voerde de heidense godenverering weer in. Het filosofisch werk van Julianus is goeddeels bewaard gebleven, wat niet weinig bijdroeg aan zijn postume roem. In het jaar 363 sneuvelde Julianus in de strijd tegen de Perzen.
Bij het ‘geletterde’ voortleven van keizer Julianus werd zijn controversiële positie goed zichtbaar. De dood van de keizer werd door de christenen bejubeld. Zelfs werd de legende verspreid dat Julianus tot op zijn sterfbed de hemel tergde: hij nam wat bloed uit de wond aan zijn hand en wierp dat hemelwaarts, met de uitroep: ‘Gij hebt overwonnen, Galileeër!’ Geestverwanten van Julianus werden vervolgd en de overleden keizer werd vervloekt. Daarbij werd de toon gezet door Gregorius van Nazianze, die gelijk met Julianus in Athene had gestudeerd en nadien onder meer bisschop van Constantinopel werd. Onmiddellijk na Julianus' dood herdacht Gregorius de keizer in een aantal smaadredes: op onbarmhartige wijze werd Julianus als tiran en goddeloze aan de schandpaal genageld. Julianus' deugden werden bespot, zijn ondeugden en lichamelijke gebreken gehekeld. Gregorius doopte de keizer ‘Apostata’, de Af-