pagne verder leeft, een verhaal zoals dat ook over andere historische personages de ronde deed; zo zou bijvoorbeeld de gevluchte Lodewijk xvii als kapper te Delft hebben geleefd.
Een Don-Carlos-drama van Lope de Vega is helaas verloren gegaan. In het toneelstuk El Príncipe Don Carlos (1621, in druk verschenen 1634) van Enciso is de infant een trotse woesteling die zijn vader dwarszit, de dochter van Alva het hof maakt, maar ook zijn zinnen heeft gezet op Anna van Oostenrijk. In de kerker komt hij echter tot inkeer en de toeschouwer kan vrede hebben met de berouwvolle dood van de bekeerling.
In de tragedie El segundo Séneca de España uit 1632 van Montalbán wordt het accent gelegd op de rivaliteit met Alva, aan wie Filips de voorkeur had gegeven boven zijn zoon om het opperbevel in de Spaanse Nederlanden te voeren. Rivaal in de liefde is hier Don Juan van Oostenrijk, Filips' halfbroer. Cañizares toont in El Príncipe Don Carlos (ca. 1700) een Carlos die wordt opgesloten omdat hij er ketterse ideeën op nahoudt. Hij sterft echter niet voordat hij zich met God en zijn vader heeft verzoend. In de Nederlanden verscheen in 1635 het drama Tragische comoedi van Don Carel van Castilien van Voskuyl.
Van grote betekenis is de ‘nouvelle historique’ Don Carlos uit 1672 van Vischard, abbé de Saint-Réal, die de ongelukkige liefde tussen de koningin en haar stiefzoon tot uitgangspunt nam, welk thema reeds o.a. bij Brantôme voorkwam. Beide personages willen niet aan hun gevoelens van liefde toe te geven om geen goddelijke en menselijke wetten te overtreden en slagen daar in. Dit werk was van grote invloed op de literaire creaties uit latere jaren.
De classicistische tragedie Don Carlos, Prince of Spain uit 1676 van de Engelse dichter Otway is een directe navolging van Saint-Réal. Filips is een nieuwe Othello die niet in staat blijkt het vuur van zijn jaloezie te blussen. Hovelingen geven op listige wijze voeding aan de bange vermoedens van de koning dat zijn zoon zijn rivaal in de liefde is en dat de koningin deze gevoelens beantwoordt. Heen en weer geslingerd tussen vaderliefde en jaloezie besluit hij uiteindelijk beiden te veroordelen: de koningin sterft de gifdood en Carlos mag de eer aan zichzelf houden. Als beider onschuld is bewezen, rest Filips niets anders dan zich te beklagen over zijn wantrouwen en kortzichtigheid. In de tragedie Andronic uit 1685 van Campistron is de Don-Carlos-stof verplaatst naar Byzantium.
Een eeuw blijft het stil rond dit thema. Tegen het eind van de 18e eeuw sluiten schrijvers zich aan bij Campistron, zoals Becattini, die in het toneelstuk Don Carlo, Principe di Spagna van 1773 Filips echter minder zwart afschildert: hij wordt verscheurd tussen zijn vaderliefde en zijn leiderschap. Vlak voordat Carlos wordt gevonnist, verzoenen vader en zoon zich. Alfieri schreef, onder meer na lezing van Saint-Réal, twee versies van het drama: in 1775 Philippe in Frans proza en in 1789 Filippo in Italiaanse verzen. Het belangrijkste thema is de bedreigde vrijheidsliefde van Carlos, die het slachtoffer wordt van een onmenselijke, tirannieke vader die naar ongedeelde macht dorst. Carlos en de koningin plegen zelfmoord als Filips hen bij een vluchtpoging betrapt. Dezelfde tiran vinden we terug bij Mercier (Portrait de Philippe second, 1785) en Pepoli (La gelosia snaturata o sia Don Carlo infante di Spagna; over de onnatuurlijke jaloezie van Don Carlos, 1784).
Het belangrijkste werk rond het thema is ongetwijfeld het drama Don Carlos (1787, oorspronkelijke titel: Dom Karlos, Infant von Spanien) van Schiller. Hierin is in feite niet de naamgever van het stuk de hoofdpersoon, maar een hoveling, de markies van Posa, die Carlos' raadgever is maar die vanwege diens wankelmoedige houding steeds meer zelf het initiatief neemt. De liefde van Carlos voor zijn stiefmoeder wordt niet beantwoord en verdwijnt in de loop van het stuk naar de achtergrond. Nadrukkelijk wordt hier het thema van de vrijheidsliefde gepresenteerd, gedragen door de juist uit het opstandige