Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 689]
| |
Stemme: Loura zat laast aan de Beek.1. WEl gelukkig zijn die geen,
Die naa 's Heere wille trouwen,
En haar plichten naa de re'en
Van zijn wetten onder-houwen,
Dees een aardze Heemel bouwen,
Als een yder zoekt om strijd
Zijn plichten te betrachten,
D' Een den ander hoog gaat achten
In de vreeze Gods al-tijd.
2. Als zy beid met een gemoed
Hebben in Gods-dienst behaagen,
En in vreugd en teegen-spoed
d' Een des anders swakheid draagen,
Liefde toonen, twist verjaagen,
Neemen wel d' huis zaaken waar,
Kinders (gaaven van den Heere)
Trekken op tot zijner eeren;
Dit 's de plicht van de beide ga'er.
3. In 't byzonder moet de man
't Wijf beschermen voeder, leeren,
Als vriendin: zijn geen tyran
Haar als lief gezelschap eeren;
Tot geen dienst-maagd haar verne'eren,
Kennen haar als meed-genood,
Wat hy heeft is haars ook meede,
Hy haar hoofd, zy van zijn leeden,
Gunst en eer haar toe-behoord.
| |
[pagina 690]
| |
4. De gebreeken, die zy heeft,
Moet hy gunstelijk bedekken,
En verbeet'ren heel beleefd,
Als een leeraar haar verstrekken,
En tot heiligheid op-wekken;
Want zy is zijn vlees en bloed,
Lust zijns oogen, herts-vriendinne,
Zoetste lust-hof zijnder zinnen,
Die hy eere geeven moet.
5. 't Vroutje moet ook in oot moed
Haar Man houden als haar Heere,
Daar zy onder buigen moet,
Stille zijn, en hy regeeren,
Als haar hoof moet zy hem eeren;
Want zy laatst geschaapen is,
En, och laci! eerst gevallen,
z' Heefd haar Man gebracht tot mallen
Door den vorst der duisternis.
6. Vreede, eerbaarheid en schaamd
Moet een Vrouw al-tijd vercieren,
Als 't den heiligen betaamd,
Pronken met haar goe' manieren;
Haars Mans feilen gunstig vieren,
Die verbeet'ren, zooze kan,
Met goed' reeden en gebeeden,
Vlijtig mee haar tijd besteeden;
Dienen, vreezen haaren Man.
7. Zoo een Huis-vrou dit betracht
Zy zal groote lof bekoomen,
Van den Heer hoog zijn geacht,
Zeer gepreezen van de vroomen,
Al haar vrienden in-genoomen
Zullen zijn met groote vreugd,
Zulke paarlen zulke lichten
| |
[pagina 691]
| |
God vereeren, and'ren stichten
Door de schoonheid van haar deugd.
8. Neem in dank, gezeegend paar,
't Geen ik gunstig heb geschreeven,
Voeg u hier na beide ga'er,
Gy zult wis gelukkig leeven.
God de Heere wil u geeven
Zijnen Geest, die u geleid
Op zijn on-bevlekte weegen,
Geeven aards en Heemels zeegen
En de eeuw'ge zaaligheid.
C.J.W. |
|