Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijOp de wijze: O gy Nimphje hoog vermaard, &c.1. WEest gegroet, gy hoog geslacht,
Van Kooninglijke stam,
Zeer door-luchtig groot van macht,
Gebooren door het Lam,
'k Meen u maagd // die mishaagd,
Al wat het lam teegen is,
Die 't al draagd // en al waagd,
Om de liefde, die God is:
Die haar weelde quijt,
En geen beeld en lijd,
Die haar minn' bestrijd.
2. 'k Wens dat gy uw staat erkend,
Die gy deur 't Lam verkreegd,
Want uw staat en heeft geen end,
Zoo gy niet word beweegd,
Buig u ne'er // meer en meer,
Met hier gaarn de minst te zijn,
Voor uw Heer // met in-keer
| |
[pagina 657]
| |
Niet genoeg moet zijn uw pijn:
Zie, hoe 't Lam hier daald,
Zie, hoe dat het gaald,
En zoo vuurig straald.
3. Ken zijn over-groote minn'
Tot u, o Maagden-beeld!
Zie zijn liefd' te deeg eens in,
En wat Hy door u teeld,
't Aller uur, niet als puur
Louter af-gescheidenheid,
Al zijn kuur // is zijn vuur,
Dat in liefd' beslooten leid,
Dit 's uw Maagden-deugd,
En uw Maagden-vreugd,
Dat g' uw Heer verneugd.
4. Spoor uw Lam zijn weegen naa,
't Zy waar 't ook heenen gaat,
Want zijn paaden zijn genaa,
Schoon hoe z' hier zijn versmaad.
Dit 's uw weg // 't over-leg
Moet zijn alles in den dood,
Ik moet weg // uit de weg:
Maar deez nood // en baard geen nood.
't Is wel 't nauste pad,
Maar in deeze stad,
Leid een Maagd haar schat
5. Al om 't al, schijnt vry wat veel,
Voor die 't al niet geloofd,
Wat 's ons al? Maar 't al is e'el,
Want 't is der Maagden hoofd:
Haar verdriet // anders niet,
Dan dat z' geen meer leevens heeft
Tot geniet // voor Hem, die 't
Alles voor haar over-geeft,
| |
[pagina 658]
| |
Dit is een maagden stand,
En haar ingewand,
Dat zoo vuurig brand.
6. Zulken bruid weet van geen loon,
Zy heeft maar een waar-om,
Maar om geen van d' eigen Goo'n,
Alleen haar bruidegom,
Al zijn goed // is haar zoet,
Al zijn wijsheid haar vermaak,
AL zijn bloed // dat haar voed,
Is haar d' alderbeste smaak,
Zijn gekruiste lijf,
Is tot haar gerijf,
En haar tijd-verdrijf.
7. z' Is vervreemd van 't eigen beest,
Dat haar zoo smertig beet,
En van 't geen 't vlees liefd, en vreezd,
Daar zy zoo veel van leed,
Van 's vlees lust // en zijn rust,
Dat zoo nood was uit-geblust,
Van 't bewust // dat 't vlees kust,
En niet licht en is gezust,
Van 's vlees zin'lijkheid,
Dat zoo wijd uit-spreid,
Daar 't zoo lang op dreid.
8. Al haar leeden zijn gekruist,
En in 't hoofds dood geplant,
z' Is uit haar in God verhuizd,
Zy staat in Goodes hand,
Al 't verschill' // en bedill',
Is nu aan een kant geraakt,
Al haar wil // leid nu stil,
z' Is nu los en vry gemaakt,
't Hoofd heeft al 't bewind,
| |
[pagina 659]
| |
z' Is nu als een Kind,
Dat gehoorzaam mind.
9. z' Is deur alles deur-gegaan,
Zy woond nu heel om hoog,
Doet haar iemand lijden aan,
Die raakt het hoofd zijn oog,
't hoofd dat strijd, en bevrijd
Nu zijn bruid voor d' over-last,
Maar zy lijd, en verbijd
Haar om 't geen uit lijden wast,
't Geeft zoo schoonen vrucht,
En zoo zoeten lucht,
Dat-m'er sta'ig om zucht.
10. Zie nu op uw lief zijn gunst,
Hoe dat Hy u vereerd,
En eens op zijn groote kunst,
Hoe niemand u meer deerd,
Al haar quaad // is uw baat,
En haar vloek uw zeegening,
Al haar daad // is haar schaad',
En u best, hoe zonderling,
Doe dan uw profijt,
In uw dieren tijd,
Die zoo haast verslijt.
11. Zing uw Liefjen alle daag,
Wat hier een maagd betaamd,
In geen duegden immer traag,
Veel min om deugd beschaamd,
Met oot-moed // al t' ont-moet
Moet vrijwillig zijn gele'en,
En verzoet // en gegroet,
Om uw lief en anders geen,
Gaa gaarn om een hoek,
Met uw minnaars boek,
| |
[pagina 660]
| |
En een oogen doek.
12. Weez verblijd Princesse Maagd,
Want gy word hier beloond,
Met een die uw ziel behaagd,
Daar wordj' ook van gekroond,
Dit 's zijn woord // van nu voort,
Zult gy zitten op mijn throon,
't Zoet accoord // dat men hoord,
Is o Lam! o Maagden kroon!
Zing dan 't Heemels lied,
Dat Gods naam bedied,
En zijn lof geschied.
|
|