Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijZang: Het Nachtegaaltje kleine. Of:
| |
[pagina 623]
| |
De neev'len doet vergaan,
En aan groeid in haar kracht,
Komt met Gods werken praalen;
Die niemand zou verstaan,
Waar 't eeuwig midder-nacht.
Nu wekt zy ons gedacht',
Door 't zien der heerlijkheeden,
Ten Heemel, en verbind
Ons geerne aan de zeeden,
Die God zoo zeer bemind.
4. Aan-zie zoo meenig wonder,
En hef u uit het stof,
O Mensch! en klim al voort;
Elk schepzel in 't by zonder
Roept uit des Heeren lof,
En galmd een spraak'loos woord,
Vol roem, 't welk yder hoord.
Let scherp op zijn gebooden,
Zijn roem is noch al meer;
Want naamaals uit den dooden
Verschijnt zijn meeste eer.
5. Wanneer de dood verslonden,
En 't Heemels Paradijs,
De stad van blinkend goud
(Voor 's Weerelds stank en zonden)
Als d' op-gehangen prijs
U werden zal vertroud.
O sterflijk Mensch! aanschoud
Ieruzalem hier booven,
De plaatz, die God bewaard,
Voor die zijn naam gelooven,
En volgen zijnen aart.
A.J. |
|