Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: Als een herder zijne Schaapen.1. ALs de zon op 't laagst gekoomen van den schutter zich ontslaat,
En we'er langs den bok op-klimmend' zijnen loop verhoogen gaat,
Doet hy tijd en jaar vernieuwen, geeft den Mensche nieuwe stof
Deezer dingen werken t' eeren, en te zingen zijnen lof.
Op! Wel op dan, o mijn ziele! Loof Hem, die daar eeuwig leefd,
Die dus lang u tijd gegeeven en dit doen bereiken heeft,
Die ter on-tijd in uw zonden 's leevens draad niet af-gekort,
Maar gewacht op uw bekeering en de straf heeft op-geschort.
2. Loof Hem niet alleen met woorden, dat nu (leider) veel geschied:
Maar laat 't doen en 't leeven toonen, of 't uit herte komt of niet.
Woorden kan een booswicht geeven, schoonen schijn en goed gelaat
| |
[pagina 584]
| |
Kan God geen vernoeging geeven: zijnen dienst leid in geen praat.
Woorden bruikt de heele Weereld, ieder diend God met de mond:
Maar een God-geneegen ziele vind men zelden in de grond.
Uitterlijken Godsdienst pleegen, al hoe wel 't ook is geboo'n,
Is nochtans alleen niet 't geene, daar op ziet het heerlijk loon.
3. Vasten, aalmoes, doop en nacht-maal, bidden, zingen, kerke-gaan,
Zijn God-aangenaame zaaken, als zy uit een hert ont-staan,
Dat in-wendig vol van aandacht, al-tijd denkt op God en 't goed,
En zijn werken steeds laat weezen tuigen van zijn vroom gemoed:
Maar daar God niet is van binnen, daar zijn vreez' 't hert niet bezit,
Helpen geen van deeze dingen, komtmen noit tot 't rechte wit.
God haat der godloozen offer, haar gebed behaagd Hem niet,
Mits Hy haar gemoed van binnen haaren mond weer-spreeken ziet.
4. Voeg dan uw gedacht en woorden, werken en genegenthe'en,
Al-tijd, o mijn ziele! t' zaamen, laatze stemmen over-een.
Dat 't geloof in 't harte woonet toon door uw gehoorzaamheid,
Door 't beleeven van de wetten, die u God heeft voor-geleid.
| |
[pagina 585]
| |
Liefde laat het teiken weezen, dat gy onder Christus strijd;
Liefd, de sta'ig ten best haars naastens uit-vloeid in wel-daadigheid;
Liefd, die Christus liefd gedachtig, die om ons zich over-gaf,
Geenen dienst te groot, of moeij'lijk, en geen lijden acht te straf.
5. Die hier gaarn veracht wil weezen, geenen staat hier acht te klein,
Geerne 's Weerelds eer wil derven, om hier naa ge-eerd te zijn,
Die d' versmaadheid Christi hooger dan des Weerelds schatten acht,
Mits het heerlijk loon hier booven al-tijd sweefd in haar gedacht.
Die niet woeld of slaafd naa rijkdom, maar met nood-druft is vernoegd,
Al-tijd met haar God te vreeden, steeds gerust, hoe Hy 't ook voegd.
Die 't geen God haar heeft gegeeven aan den armen maakt gemein,
En haar over-vloed vervulling van haars naastens nood laat zijn.
6. Die niet geeft uit dwang of schaamte, maar zelfs yv'rig daar naa tracht
En haar, als zy maar kan goed-doen, zonderling gelukkig acht.
Liefd tot God en 't Heemels leeven in uw doen uit-schitt'ren laat,
Hier door eigen wil en wijsheid, aards vermaak en lust versmaad.
Als een vreemdeling op aarden maak u los van alle last,
| |
[pagina 586]
| |
Van al 't geen uw liefd hier vast houd, en den wand'laar niet en past.
Zoover, maatig ende wakker wacht de koomst van uwen Heer,
Die, om d' aarde recht te rechten, koomen zal met macht hier ne'er.
7. Schep uw lust alleen in 't Heemels, God te kennen en zijn wet,
In zijn woord u sta'ig te oeff'nen, en te strijden in 't gebed,
Van gemoed gants op-getoogen, al-tijd ontrent God te zijn,
Al-tijd in het Heemels beezig, in het aardz' niet dan met pijn.
De ontfangene weldaaden, laat noit gaan uit uw gedacht,
Hoe u God, on-waardig Mensche, heeft zoo lief en waard geacht,
Om u uit den nood te redden, u te schenken zijnen Zoon,
En op 't doen van 't lichst en 't beste voor te stellen zulken loon:
8. Zulken loon, dat geen gedachte, geen verstand begrijpt of kend,
God te zien en te genieten eeuwig eeuwig zonder end:
Door 't bedenken deezer dingen, laat uw hert door dankbaarheid
Sterk geparst in lof ont-springen, om te zingen Gods goedheid.
Dan zal 't recht uit 't herte koomen, dan zal grond en mond te zaam
God zijn lof, zoo 't hoord, toe-brengen, en Hem weezen aangenaam.
| |
[pagina 587]
| |
Dit zal 't rechte offer weezen, hier in schept God zijnen lust,
Dit bekroond hy met zijn zeegen, en neemt zelfs in 't hert zijn rust.
J.R. |
|