Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: O God van Heemel zie daar in. Of:
| |
[pagina 518]
| |
Gy zijt van kleine hoope,
Vermaan malkander zonderling,
Dat niemand 't ruim door-loope;
Slaa al-toos op malkander acht,
Wacht dat niemand van onz geslagt
Zijn eerst'-geboort verkoope.
3. Christ'nen gy heilig Priesterdom
Gaa niet op duist're weegen,
Zie niet met Loths huis-vrouw we'er-om,
Daar gy zijt uit gesteegen.
Wie aan den ploeg houd en om-ziet,
Is nut tot Godes rijke niet,
Dus wandel toch ter deegen.
4. Kind'ren Gods neem uw tijd wel waar,
't Is schier de laatst stonde,
Word nu niet mat noch wankelbaar
In Goodes woord bevonden;
En laat de liefd' niet werden koud,
Maar waak, bid al-toos, jong en oud,
Vuurig uit 's herten gronden.
5. Och! sticht malkand'ren dag en nacht,
Verman den een den ander,
Wacht dat niemand van onz geslacht
In 't on-geloof verander.
Geef al-toos goed exempel voort;
Wacht dat men niet quaads van u hoord,
Maar leer, straf, dreig malkander.
6. Eer God met liefde zonder smert
Met herten, tong en monden.
Wacht dat in niemand een boos hert
Des on-deugds word gevonden,
't Welk treed van God en zijn gemeent,
Zie toe, dat niemand word versteend,
Door 't vals bedrog der zonden.
| |
[pagina 519]
| |
7. Wild God alleen naa-volgen fijn.
Toon in all's een nieuw leeven.
Laat Gods woord niet gelasterd zijn,
Wild goed exempel geeven;
Weez gy een spiegel alle man,
Dat men van u niet zeggen kan,
Dat gy quaad hebt bedreeven.
8. Met werken wild vol-brengen wel
Dat gy met uw tong spreeket.
Wild met der daad vol-brengen snel
Dat u de Heer ont-dekket
Wild met den mond belijden niet
En looch'nen met de werken, ziet,
Goed te doen niet vertrekket.
9. Met werk en daad bewijzet jent,
Dat gy zijt rechte Christen;
De boom men aan zijn vruchten kend
Dus hebt geen arge-listen.
Volg vuurig naa uw Heer en God,
Heb Hem lief, en hou zijn gebod,
Schou alle Antichristen.
10. Dat niemand Gods genaad verzuimd
Op dat 'er niet een quaade
En bitt're wortel uit en schuimd,
En doe zoo uw ziel schaade.
En geef laster noch argernis,
Noch ook geen quaad getuigenis
En wijkt zoo van Gods paade.
11. Wild leeven naa Gods woord en leer,
Wild in all's gelijk weezen
Uw Vaader, Meester ende Heer,
Volg recht in all's naa deezen,
Bewijz met werk en daad al-tijd
Dat gy op-recht her-booren zijt,
| |
[pagina 520]
| |
En dat gy God gaat vreezen.
12. Doch wild uw God, uw Prins, uw Heer
Met werk en daad belijden,
Zoek meer Gods eer dan 's Menschen leer,
Wild voor de waarheid strijden.
Met oogen traan, ik u vermaan,
Wijk geenzins van de rechte baan
Hink niet aan beide zijden.
|
|