Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 483]
| |
Voiz: Psalm xxxvj.1. O Aarde-worm! verhef uw oog
Van 't nietig stof, en zie om hoog,
Den Heemel kom beschouwen.
Zie naa uw huiz en vaader-land,
't Welk God met zijne sterke hand
Dus cierelijk ging bouwen;
Daar booven is Gods heerlijkheid,
Daar is de rust en vreugd bereid,
Daar is een zaalig leeven,
Een leeven zonder nood of dood.
Waar is een goed of zoet zoo groot,
Dat God daar niet zal geeven?
2. Daar is de stad zoo schoon geboud,
Wiens straaten zijn van zuiver goud,
De poorten en haar muuren
Van paarl' en eed'le steenen zijn;
Daar hoefd geen zon of maane-schijn,
Haar licht zal eeuwig duuren.
Daar is geen zond noch ellend meer.
Alles in allen is de Heer
Voor zijn heemelingen;
Die eeuw'lijk zijn voor zijnen throon
Met een volmaakte Heemel-toon
Halleluja te zingen.
3. Waar-om, o Mensch! dan dus gewroet?
Waar-om zoo laage van gemoed?
Is uwe schat op aarden?
O Neen! Het alder-hoogste goed,
Daar eens uw ziel op rusten moet,
On-eindig groot van waarden,
Is in den Heemel wech-geleid,
| |
[pagina 484]
| |
Door Iesus zelfs voor ons bereid.
Wel-aan de ziel om hooge!
Vergeet dat hier beneeden is,
Daar booven is uw erffenis,
Keer daar uw hert en ooge.
B.J.S. |
|