Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 449]
| |
Toon: O Kars-nacht schonder dan de daagen!1. O Heere Iesus, mijn beminde!
Ik zoek U heiland, laat U vinden;
Mijn steun, mijn leun, mijn een, mijn al,
Mijn liefste lust, mijn harts-vermaaken,
O Heere Iesus! laat U naaken;
Voor U is 't dat ik needer-val.
2. Daal needer, Heer! met uwen zeegen,
Gelijk een milde zoomer reegen
Op ons, hier in dit traanen-dal
Daar wy als Pellegrims verkeeren,
En als uit-landers ons geneeren.
Weez Gy ons burgt en vaste wal.
3. Geef dat noit lust tot aardze dingen
Onz lichaam, ziel of Geest bespringen,
Nog ons beguig'len mag het oog:
Maar dat wy 't Heemels naarstig zoeken,
Met bidden, leezen ons bekloeken,
Des avonds laat en 's morgens vroeg.
4. Dat wy het quaad zoo vlijtig weeren,
Gelijk de vonken van de kleeren
Door uw hoog-waardelijk ontzag;
En op het eeuwig zaalig leeven
Met ons gedachten staadig sweeven,
Ook hoe men daar heen koomen mag.
5. De zonden steeds by ons bedreeven
Wild toch genaadelijk vergeeven,
Ach Heere! door uw goedigheid:
Want zoud Gy die naa swaarte weegen,
| |
[pagina 450]
| |
Zoo waaren wy op 't hoogst verleegen.
'k Bid, Heere! Scheld toch alles quijt.
6. Denk, dat ter plaats, daar wy hier leeven,
Den Duivel ook gesta'ig komt sweeven,
En om-gaat, als een leeuw die bruld:
Hoe zeer uw hulp ons is van nooden,
En staad'ge wagt van Heemel booden,
Die Gy beveelen kond en zult
7. Te dienen all' uw uit-verkooren,
Die Gy door 's geests kracht hebt her-booren,
En ook gemaakt met U een geest.
Bewaar ons 't zaam in uwe handen,
Hier en in verre vreemde landen:
Dat wy af-wijken minst nog meest.
8. Dek haar en ons steeds met uw vlerken;
Wild ons te zaam met kracht versterken;
En maak in ons uw Geest als vuur.
Ay strooy! ay strooy toch vuur'ge vonken,
Dat ons 't gemoed al wordt door-dronken,
En laats' ons miszen niet een uur.
9. De Geest des kindschaps, (zoete aader,)
Waar door wy roepen abba Vaader,
Laat ie mild stroomen in't gemoed.
Is stof gegeeven tot bedroeven,
Wild evenwel daar-om niet toeven:
Maar geef ons diep berouw en boet.
10. O Heere hoor! Ay hoor onz' smeeken!
Ik kan, ik kan niet langer spreeken,
Zie mijn gekerm en weenen aan.
O Iesus! Iesus laat U vinden!
Wild onz bedroefde ziel verbinden,
En laatz' uw heilzaam troost ont-fa'en.
11. O Heere Iesus! hoor de beeden
Van all' uw rankjens en uw leeden,
| |
[pagina 451]
| |
Die tot U schreijen, Heer! al-tijd.
Geef dat wy met U in dat leeven,
Daar Gy nu zijt op 't hoogst verheeven
Ook moogen zijn in eeuwigheid
12. By U en d' oorspronk aller dingen,
Wiens lof de Cherubijnen zingen
In melody en Heemel-vreugd,
Daar duizend-maal tien duizend Eng'len
Sta'ig om den throon als lijf-wacht heng'len,
Ay my! Wat zoeter ziel-geneugd.
J.H. |
|