Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: Mijn Geest, die swanger zijt van Goodes lof giet uit. Of:
| |
[pagina 434]
| |
Tot hy aan d' oever land van Saalems Heemelstad;
Die d' al-volmaakte vreugd uws liefds in zich bevat,
Zoo werd hy niet verbaazd, maar sprint van vreugden op;
Zoo deinzd hy niet te rug, maar klimt tot in den top;
En vol erkentenis voor 't heil dat hem toestroomd
Barst uit in lof en dank, wanneer hy voor U koomt.
3. Loof dan mijn tong den Heer, en tuig mijns herts-besluit,
Roem Goodes liefden-werk, en roep zijn goedheid uit;
Want enkel door Gods gunst den Mensche pronkt en praald
Op aard in 't God'lijk beeld, waar af Gods wijsheid straald.
En waar den Mensch door heerscht, jaa kooninglijk gebied
Op 't heelen aarde-romd; zulks al wat d' oogen ziet,
Op op der aarden leefd zig voor den mensche buigd;
Zelfs 't grootste swigten moet en 's Menschen Godheid tuigd.
4. Noch heeft die Majestait toen 't Mensch-dom heel ont-aard
Zijn Schepper had veracht en trots en on-vervaard
| |
[pagina 435]
| |
Het schepzel had geeerd met eer die hem toehoord,
Zijn wel-verdiende wraak in liefde gunst versmoord,
Gezonden zijnen Zoon, die haar we'er-riep tot hem,
Gods eeuw'ge gunst aan-bood: dog Goodes liefde stem
Wierd van haar ook veracht, jaa 't snood en hels gespuis
Hing 's Heemels groote Vorst noch op aan 't houte kruis.
5. Maar door Gods wijz beleid, naar 't inhoud van 't verbond,
Was Christus bitt're dood een zoen-off'rand der zond,
Een voor-werp van 't geloof, een grond-vest van de hoop,
't Bestek van Goodes eisch ten voor-beeld in deugds-loop.
Zijn volgers eenen troost in al haar lijdens druk;
Hem 't pad tot ' Vaaders gunst en in-gang van 't geluk,
Iaa ' t middel tot de kroon van 's Heemels Koning-rijk,
Daar Hy der Eng'len Heer is aller vroomen wijk,
6. Tot sterking in 't geloof en voort-gang van de deugd,
Ten einde 't Christen volk erlangd des Heemels vreugd,
Zend God ook zijnen geest in 't hert van Christus le'en,
En aller Eng'len schaar swierd om den vroomen heen;
| |
[pagina 436]
| |
Bevrijd door zorg en magt van al dat hinder doet,
Iaa God schenkt zelver noch aan 't deugdelijk gemoed
Een Heemel-rijke gunst ten onder-pand van 't loon,
Dat Hy heeft weg-geleid voor haar in 's Heemels troon.
7. Loof dan wat krachten heeft de grootste God der Go'on;
Loof onzen aller Heer voor 't zenden van zijn Zoon;
Voor 't Vaaderlijke hert, en 't heil dat Hy ons schenkt;
Wijl 't deugdig hert als in zijn liefde-zee verdrenkt
En gy geraakte ziel word noit in danken moe,
Hef sta'ig uw krachten op en neem in yver toe;
Zoo zal 't geringe lof bevallig zijn den Heer,
En u zal 's Heeren gunst toe-vloeijen meer en meer.
J.B. |
|