Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 428]
| |
Vois: Repicavan.1. EEuwig weezen,
Noch noit begreepen Heer!
Ik buig voor U, in 't stof op 't aanzicht ne'er.
Ik meet geen tijd, ik tel geen uuren meer
Om eer en of ge geeven,
Mijn Leeven
Hoe lang het worde, 't is noch veel te kort
Om U te looven
Voor 't heil van booven
Op my ne'er-gestort.
2. k' Lag vervallen
In eenen diepen kuil
Van on-geloof, het licht ging voor mijn schuil;
Maar Gy ont-ruckte my dien helschen muil,
En staakt my doen recht schaapen
In 't waapen,
En Gy behingd mijn schouder met een schild,
Waar op 't bespringen
Van twijffelingen
Al haar pijlen spild.
3. 'k Zal bespotten
Den stouten on-godist,
Die al te dwaas naa groote wijsheid vist;
En niet bezeft, dat hy haar oorspronk mist.
Ik hoef niet wijd te zoeken
In hoeken,
Dat heilig weezen straald my in 't gezicht,
Hy legt my needer,
En wekt my weeder
| |
[pagina 429]
| |
Met het morgen-licht.
4. Laat my weezen
Een rots, die noit en week
De zee van 't on-geloof, hoe veel z' ont-steekt,
Met al zijn baaren op haar vastheid breekt,
Haar we'er te rug doet ruimen
En schuimen,
Van heete tooren, die vast bruld en raazd
Laat my braveeren
De woeste weeren,
Die de Weereld blaazd.
J.L. |
|