Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 424]
| |
Stemme: Als booven.1. KAn vriend, een vriend zeer wel vermaaken?
Zijn man en wijf elk anders vreugd?
Gelijk zy zijn; daar by noch vaaken
Een lieve kind haar meer verheugd.
2. Schijnt ons het hert van vreugd t' ontspringen,
Wanneer wy met de zoete jeugd,
U vrolijk nieuwe liedjens zingen,
Tot stichting en bequaame vreugd?
3. Kan iemand spijz en drank bereiden,
Zulks datze zoet en lekker smaakt?
Kan men plezieren, ryden, weiden,
Daar meenig Mensch zich in vermaakt?
4. Wat mag ik dit of meer verhaalen?
Och! al die zoetheit heeft zijn gal:
Maar dat van U, o God! komt daalen,
Dat gaat noch verre booven al.
5. Kan al 't voor-noemde ons vermaaken,
Dat maar uw slechte schepzels zijn?
Hoe zoet! Hoe zoet! Moet Gy dan smaken?
Zoetheids fontein mijn medicijn.
6. Uw vreugden-oly gaat Gy gieten,
Die 's Weerelds vreugd te booven gaat,
Die hier uw schaar alleen genieten,
Zelfs die hier zijn in slecht staat.
7. Het geen dat Gy my hebt geschonken,
Smaakt my, o Heer! zo over-zoet:
Och! och! het maakt my dik-maal dronken,
Dat ik van vreugd op-springen moet.
8. Mijn ziele vliegd dat heel naa booven, En dringt vast alle wolken door
| |
[pagina 425]
| |
Zy gaat mijn Heer mijn God dan looven,
Die bied haar dan zijn gunstig oor.
9. Och! mogt zy daar dan eeuwig blijven,
Die zoo met vreugde is vervuld,
Maar och! 't gaat God noch niet believen.
Mijn waarde ziel, ei! neem geduld.
10. Gy moet hier noch een weinig woonen
In dit bedroefde traanen-dal:
Maar kort hier naa zal God u toonen,
Dat Hy het Alles is in Al.
C.J.W. |
|