Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijOp de wyze: Van den lxxvij. of lxxxvj Psalm. Of:
| |
[pagina 419]
| |
Dat ik, met een willig scheiden
Van 't geen niet is een van beiden,
Blijv' in dijn verborgen aard
Innerlijk met Dy gepaard.
4. Laat dan, bidd' ik, all' mijn weezen
Met dijn' Zoon vervullet weezen;
Dijn verborgen aard verbreid,
Glans van dijne heerlijkheid.
Zoo zal ik door dijn' in-werken,
Zonder middel zonder perken,
Zijn een voor-werp heel bequaam
Tot groot-maaking van dijn naam.
5. Zoo zal 't niet mijn, maar mijns Heere,
Werking weezen, in 't toe-keeren
Tot het geene schepp'lijk is,
Met een toe-keer zonder mis.
Zoo zal ik met all' dijn' kind'ren,
Zonder dijn werk te verhind'ren,
Een zijn; en volmaakt tot een;
In Dy, in dijn' Zoon met een
6. Tot dat eind'lijk met het scheiden
Van de ikheids, tweeheids beiden,
Zy het een-al, Al, en een;
't Rechte ik, een-al-alleen.
Hier is ruste, hier is vreede;
Hier is vreugde, liefde meede;
Hier heeft plaats gelaatenheid;
Rechte wijsheid, recht bescheid.
7. Hier kan geest, ziel, lichaam, rusten,
In den oorspronk waarer lusten;
Daar de volheid, daar het fris,
Van 't zien en 't onzienlijk is.
Kom dan; wild nu hier toe treeden,
Laat 't vergank'lijk heel beneeden,
| |
[pagina 420]
| |
Vlieg naa 't een, en al het goed,
Met hert, geest, met al 't gemoed.
8. Een met een, tot zulk een weezen,
Daar noit tweeheid is gereezen;
Daar d' een-alheids over-vloed
Eeuwig by vernoegd en voed.
Laat, o Mensch! Dy over-reeden,
Wijk van 't quaad, lief goede zeeden:
Kies dan 't best, terwijl gy zijt,
Laat u raaden: 't is hoog tijd.
A.B. |
|