Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijToon: Psalm ix.1. HEer! die verzaadigd al wat leefd,
Van wien al 't vee zijn voedzel heeft,
Iaa zelfs de groote sterke leeuwen,
Tot wien de jonge raavens schreeuwen.
2. Wy bidden, die onz Vaader zijt,
Uw gaaven ons gebenedijd;
Want zy en konnen niet versterken,
't En zy uw hand daar door wil werken.
3. In 't brood bestaat ons leeven niet,
| |
[pagina 404]
| |
Maar in uw woord en uw gebied,
Gy kond de staf des broods verbreeken,
Zoo is de kracht daar van geweeken.
4. Gy straft de zondaars obstinaat
Dat z' eeten en niet zijn verzaad.
Heer! wilt ons voor dien vloek behoeden,
En ons met uwen zeegen voeden.
5. Onz lichaam voed in zooberheid,
Onz hert vervul met dankbaarheid,
Voor overdaad ons toch bewaaret
Die hert en ziel zoo zeer beswaaret.
6. Geef ons, o God! onz daag'lijx brood.
Behoed ons voor des hongers nood.
Heer! maak ons vry van 't ydel zorgen
Voor d' on-gebooren dag van moren.
7. Doch voor de ziel wy bidden meest,
Verzorg die door uw woord en geeft.
't Brood van uw woord kan niet verderven;
Wie daar van eet die kan niet sterven.
8. Verzorg ons voort men spijz en drank
Voor ziel en lijf, onz leeven lang:
En als onz' daagen zijn versleeten,
Zoo laat ons aan uw taaffel eeten. Amen.
B.B. |
|