Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: O Kars-nagt! &c.1. DE liefd' in God zoo hoog gepreezen,
Die moet van gantscher herten weezen,
Uit alle kragt, zin, en gemoed;
Ons hert en moogen wy niet klieven,
Om stuks-gewijs God hier te lieven
En 's Weerelds schoon-schijnende goed.
2. Want deez zijn strijdig met malkand'ren,
Die d' eene volgd verlaat den and'ren;
Die Goode liefd de Weereld haat;
Die 's Weerelds lust en goed verkiezen,
Des Heemels heil en God verliezen:
Van twee hier een te kiezen staat.
| |
[pagina 292]
| |
3. God moet men booven al beminnen,
Met gantz over-gegeeven zinnen,
Die niet haar zelfs en leeven meer.
Daar 's Weerelds liefd en lust nog bloeijen,
Daar kan des Vaaders liefd iet groeijen,
Want elk is een verscheiden Heer.
4. Wie iet verkiest hier op der aarde,
't Welk booven God hy houd in waarden,
Die kan niet weezen Christus vriend.
Lust, leeven, vrienden moet men haaten,
En alles willig hier verlaaten,
Als God daar meede is gediend.
5. Zijn ouders mag, jaa moet men eeren:
Dog niet, booven de wil des Heeren,
God moet de liefste zijn altoos,
Nog om onz zelfs, nog om onz ouders,
Mag Christus jok van onze schouders
Geschooven worden agteloos.
6. Die, om een ander te behaagen,
Zig teegen 's Heeren wille draagen,
Die toonen ook, dat zy nog wat
Booven God, lieven en begeeren,
Die toonen ook dat zy ontbeeren
Der liefden kostelijken schat.
7. God die heeft, veel geboo'n, en wetten,
Een zeeker maate willen zetten,
God zomtijds met een deel genoegd,
Hy eist niet al-tijd all' onz goeden:
Maar hy begeerd, dat onz gemoeden
Hem gantzlijk werden toe-gevoegd.
|
|