Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme; O Kers-nagt schoonder dan de daagen!1. DIe Goodes gunst in 't hert wil draagen,
Moet eigen liefde daar uit-jaagen,
En 's Weerelds gunste drijven-uit.
De schatten, die wy meest beminnen,
Die trekken tot haar al onz zinnen,
En diep het hert die in haar sluit.
2. Och luister naa de raad des Heere!
Ai wild het best voor 't best waardeeren!
En kies het best, het best u diend.
Dien dan den Heer, zijn stem wild hooren
Stop voor den eis van 't vleis uw ooren,
En 't beste zal u zijn verliend.
3. Dat d' eene gaat zijn Vrouwe trouwen,
En deez zijn akker woud aanschouwen,
En die zijn oszen moste zien,
Zal dit haar herte zoo verheeren,
| |
[pagina 288]
| |
Dat zy versma'en den Heer der Heeren,
En van zijn heil'ge maal-tijd vlien.
4. Kan dus haar lust haar heene drijven
Naa 't geen niet lang kan by haar blijven?
Dat alles moet als rook vergaan.
Waar zal den armen Mensch dan heenen,
Als, nu zijn vreugden zijn verdweenen,
Hy eeuwiglijk moet buiten staan?
5. Daar zal voor haar niet over-weezen
Als straf op straf, geduurig vreezen.
Al die genooden gaan dan mis.
De Heer die zal haar dan niet hooren,
Want hy roept uit in zijnen tooren,
Voor haar mijn maaltijd niet en is.
6. Die lieven vrouwen, akkers, oszen,
Die zullen haar niet kunnen loszen
Van 't minste deel van haar verdriet.
Dit is haar loon, die aardsche leuren
Voor 't Bruilofts-maal des Heeren keuren,
Mijn ziel, mijn ziel wel voor u ziet!
7. Al 's Weerelds schat op een gelaaden
En kan de ziele niet verzaaden.
Och 't gierig hert is noit vernoegd!
Hoe kan die 's Heemels goed ontfangen,
Dien 't aardsche goed meest doet verlangen
En noit genoeg werd toe-gevoegd?
8. Zoo lang de Weereld en haar lusten
Uw hert verheeren, daar in rusten,
Gy kond niet zijn des Heeren vriend.
Och! 's Heemels Bruid'gom wil niet trouwen
Tot zijne Bruid een ligte Vrouwe,
Die steeds nog haare pollen diend.
9. Hy wil die linkerts in zijn oogen
Beneffens Hem gants niet gedoogen,
| |
[pagina 289]
| |
Die Hem onteeren, die Hy haat.
Al dit gespuis moet eerst vertrekken,
En 't hert zig zuiv'ren van de vlekken,
Eer dat de Bruid'gom daar in gaat.
10. Hy houd zijn tempel al te heilig,
Die is voor wiszelaars niet veilig,
Verkooper, kooper moet 'er uit:
Hy wilze altemaal uit-drijven,
Zijn wooning moet een beed-huis blijven.
Een kuische ziel dat is zijn Bruid.
11. Mijn waarde ziel, wild dan beminnen
Met al uw kragt, met hert, en zinnen
Het hoogste goed, uw Heer en God.
Die kan alleen u wel vernoegen,
Die zal alsdan u ook toe-voegen,
Uit enkel gunst, het beste lot.
J.C.W. |
|