Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 236]
| |
3. Zang: De Mensch wiens hert gelijk, &c.1. DOor aandagts schijn word meest het volk verleid,
En doolings kragt vast over al verspreid
Zy is gelijk de e'ele wijn,
Spijz voor dees, voor die fenijn,
Dien die booven alle woorden, hoeze 't hert ook moogen treffen,
Goodes woorden niet verheffen.
2. Zoo iemands re'en hoe yv'rig of bespraakt,
Of hoe aandagtig 't herte meer vermaakt,
Als Gods over-zoete wet,
Die het hert haar paalen zet;
't Is geen gaave Gods te agten; maar een yd'le Menschen digting:
Geen gewenschte Zielen stigting.
3. Aandagt die 't hert met nutt' op-wekking voed,
Bestaat in sterk in-spanning van 't gemoed
Op des Heeren goedigheid,
Uit een diep' ootmoedigheid,
In verwond'ring op-getoogen, met het sterkst van zijn gedagten,
Om zijn welda'en te betragten.
4. Gevlooten uit zijn diepe liefdes grond,
Waar uit Hy ons zijn lieve Zoone zond;
En ons dood' uit Sathans magt,
Onder zijn reegeering bragt:
| |
[pagina 237]
| |
En door ongemeeten goedheid, zulken eeuwig heil wil schenken,
't Welk noit iemand kon bedenken.
5. Zijn hert verzinkt in diepe aandagt ne'er,
Als hy gedenkt dat God in zijne leer
Wijsheids on-gegronde schat,
Noit van iemand heel bevat,
Waar in ieder, hoe ervaren, al-tijd meer geheims kan vinden
G' Opend heeft den God-gezinden.
6. Hier door word hy zoo kragtig aan-gespoord,
Tot onder-zoek van Gods beschreeven woord:
Om 't geheim daar van te zien,
d' Eisch te doen, 't verboo'n te vlie'n,
En met elk daar van te spreeken, die haar zelfs met ernst bekloeken,
Om zijn wil te onder-zoeken.
F.K. |
|