Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStem: Gy die uit 's Weerelds-droom ontwaakt,
| |
[pagina 164]
| |
De kleinigheid leefd zonder strijd,
De kleinigheid leef on-bevreezd,
Gestaadig met een blyden Geest.
Ik zeg dan, dat hy wijslijk kiest,
Die om het minst het meest verliest.
Het minst is 't meest, schoon 't niet en schijnd
Want in het minst met 't meeste vijnd.
3. De meeste schat, die iemand heeft,
Dat is, als 't hert gerustig leefd.
Het herte leefd gerust en bly,
Wiens rijkdom het vernoegen zy.
Noit zal men zien dat over-vloed
Den Mensch gerustig leeven doet:
Want over-vloed is zoo van aard
Dat zy begeert of vreeze baard:
4. Begeert tot meer, of vreez voor min.
Den over-vloed brengt onrust in:
Den over-vloed brengt zorge by
Waar door men on-gerustig zy.
In kleine staat leid groote rust,
Wanneer vernoegen gaat voor lust.
Wie 't klein bemind veel onrust mijd.
Wie 't groot betragt, die leefd in strijd.
Tragt niet naa de hooge dingen, maar voegd u tot de needrige. Rom. 12.16. |
|