Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijVois: Laura zal laatst by de beek.1. ALs gy 't kristalijne nat
Uit een diepen put wild haalen,
Moet gy eerst, om zulk een schat,
Uwen emmer laaten daalen,
Dan zal zy uw vlijt betaalen.
Die, ootmoedig in zijn grond,
Wijzlijk graafd naa zuiv're zeeden,
Vindz' in haar vol-koomentheeden,
Naa den eis van Gods verbond.
2. Hoe de zonne klaarder ligt
Met haar glans van groot vermoogen,
Hoe veel meer zy ons gezigt
Houd ter aarde neer -geboogen.
Waarheid lijd geen aardz verhoogen,
| |
[pagina 150]
| |
Die haar klaarheid onder-vind,
Moet, een-voudig in zijn leeven,
Noit na staat of aan-zien streeven
Of hy ziet hem zelven blind.
3. Die een dier, 't welk, nood getergd,
Grimd en raazd, door zachjens spreeken
Koesterd, en zig zoo verbergd,
Is 't gevaar zeer ligt ontweeken.
Die zig nimmer zoekt te wreeken
Schoon hem leed word aan-gedaan,
Og! Die mijd veel schaad en smerte.
Ootmoed uit een heilig herte
Brengd den Mensch veel voor-deel aan.
4. Een nog on-vol-wassen kind
Is een-voudig, on-gesleepen,
't Heeft zijn voedster wel-gezind
Zonder valz of quaade greepen.
Die, door hoovaardy beneepen,
Zig verlaat op yd'len schijn,
Doof in tijds zijn schaad'lijk oordeel:
Want by God heeft niemand voor-deel
Dan die regte kind'ren zijn.
A.J. |
|