Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
Stem: Wanneer de Zon in 't morgen-rood.1. WAt is 't een over groot geluk,
En heil niet om te uiten?
Wat is 't een deftig helden stuk?
Wanneer den Mensch sluit buiten,
Sluit buiten zijn gemoed en hart
De zonde, die niet teeld als smart:
Die 't leeven doet verderven:
Naar dien haar doodelijk venijn
Bedekt met 's Weerelds looze schijn,
Veroorzaakt eeuwig sterven.
2. De Mensch, die zoo de zonden weerd,
Word met de deugd beschonken,
En met het hoogste goed vereerd:
Den Heemel doet hem pronken
Met 't alderschoonste ziel cieraad:
De weg, die naa den Heemel gaat,
Die word hem klaar geweezen:
Zijn hoop en troost in God gegrond
Bewaaren hem tot aller stond,
Dat hy niet heeft te vreezen.
3. Hy word bedauwd met Heemels nat:
En rijkelijk begooten
Met 't heilig bloed ( o waarde schat!)
Uit Iesus lijf gevlooten.
Dat maakt hem suiver voor zijn God.
Dat maakt hem waardig om het lot
Des Heemels te beschouwen:
En staande vast tot aan het end.
| |
[pagina 34]
| |
Verhuist hy uit des lighaams tent
Na d' eeuwige gebouwen.
4. Wie zal dan onder 't lastig pak
Der zonden blijven bukken?
Wie door des Weerelds ongemak
Zijn ziel nog laaten drukken?
Wie in de banden van de dood
En in des Duivels vuile schoot
Sijn hart nog laaten prangen?
Daar tog niet als rampsaaligheid
Voor sulken Mensch is weg geleid,
Die aan het quaad blijfd hangen.
5. Keer om, keer om dan uwen gang
Van 't vuile pad der zonden.
Waarom, waarom getoeft zoo lang?
Beschouw de swaare wonden
Van Iesus, Godes zuivre Lam,
Die 's Weerelds zonden op zig nam.
Ai! Laat zijn bitter smarte,
Die hy gewillig heeft gele'en
Om God, en Mensch te maaken een,
U treffen in het herte.
J.V.L. |
|