Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio *2r] [fol. *2r] Waarschouwinge Aan den Leezer of Zanger. LEt wel, die uit dit boek of zingen wild of leezen Tot Gods of 's naastens dienst, dat zullen noit geschied Uit eer-zucht, sleur, gewoont, of losheid: maar laat weezen Steeds stem en ziel vereend. Gods Geest geveinstheid vlied. En 's haaters oog ziet scherp. Niets vruchtbaars te verrichten Dan, als door een-voud uit een waar Gods dienstig hert; Die, schoon z' is ongecierd, veel krachtiger kan stichten Als alle schoone schijn en stem van ’t hert ververd. Schijn kan voor zijn niet door, by Mensch veel min by Goode: Van Menschen erfdzy schand van God de swaarste straf. Dies is, de daad als praat en grond als mond, van noode. God gaard het koorn alleen, verbrand het lichte kaf. Uit ’s vleesch vermaak of om de voiz alleen te zingen, Gods lof of heil'ge stof, is ijdel die misbruikt: Gelooflijck is 't, dat God zulx in 't gericht zal bringen, En noodig dan te vlie’n wat daar naa swijmd of ruikt. De klank van keel of stem noch voiz zal recht vermanken Het innigst van de ziel, dan als het vroom gemoed [Folio *2v] [fol. *2v] De kracht en 't pit des zaaks gevoeliglijk komt raaken, Bedoud met Godes gunst en door zijn Geest gevoed. Dies poog in 't zingen meer om aan-gedaan te weezen In 't hert met aandacht en de smaak van Goodes gunst, Als in de herzens wel en nettjens onder-weezen, In d' eedele musieq of wel te zingens kunst. Doe alles wat gy doet van herten, als den Heere En niet den Menschen, uit een blank eenvoudigheid. Beoog in alles Gods en zijns Gezalfdens eere, Zoo is de Eeuw’ge vreugd u zeeker toe-geleid. C.S. Vorige Volgende