Madrigalia
(1960)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
XXII. / Terza parte1.[regelnummer]
Dalli lor tu, che, se mai gli occhi gira
L'anima bella e le sue belle spoglie,
Tua pietate e mio ardir non avrà in ira;
Ch'odio o sdegno là sù non si raccoglie.
5.[regelnummer]
Perdona ella il mio fallo; e sol respira
In questa speme il cor fra tante doglie.
Sa ch'empia è sol la mano, e non l'è noia
Che, s'amando lei vissi, amando i'moia.
Luca Marenzio, 4de boek a 5 (uitg. Einstein dl. II, blz. 4)
Derde deel 1.[regelnummer]
‘Geef gij ze haar, opdat, zo zij ooit haar ogen keert,
De schone ziel en haar schoon omhulsel
Om medelijden van u en vurigheid van mij niet toornig zal zijn;
Opdat zij haat noch verontwaardiging daarboven koestert.
5.[regelnummer]
Moge zij mijn misstap vergeven; en moge alleen
In deze hoop mijn hart, in zoveel smarten, herademen.
Zij weet, dat misdadig is alleen mijn hand; en het is haar niet onaangenaam,
Dat ik, indien ik toch in liefde voor haar leefde, in liefde ook sterf.’
| |
[pagina 129]
| |
3. Parte. Da gli lor. 22.Ga naar margenoot+1.[regelnummer]
Ey geeftse hem; op dat hy eens verresen
Mijn droeve ziel eens wil gedachtich wesen /
Want die hier haer misdaed met rou beklaeghden /Ga naar voetnoot3.
Weet ick wel dat om hoogh altijd behaegden;Ga naar voetnoot4.
5.[regelnummer]
Perdon kreegh ick van sonde door sijn genade /
Wanneer de hel mijn ziel hadd' overladen;Ga naar voetnoot6.
't Is weerom sijn genade die my doet durven /Ga naar voetnoot7.
Want die in liefde leefde / in liefde sturve.Ga naar voetnoot8.
|
|