Madrigalia
(1960)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
V. / Prima parte1.[regelnummer]
Ridean già per le piagg' herbette e fiori
E garrir cominciava ogni augeletto,
Coi baci e coi sospir Favonio e Clori
Ebbre l'alme rendean d'alto diletto,
5.[regelnummer]
Sentia destarsi a disusati ardori
Al tempo novo ogni più nobil petto
All' hor ch' a lo spuntar di freschi albori
Così parlò Damon con puro affeto:
Luca Marenzio, 3de boek a 5 (uitg. Einstein dl. I, blz. 118)
Eerste deel 1.[regelnummer]
Reeds lachten over de velden kruiden en bloemen,
En begon elk vogeltje te kwetteren;
Met hun kussen en zuchten maakten Favonius en Cloris
Hun zielen dronken van diep genot;
5.[regelnummer]
Elk edel hart voelde zich ontwaken
- In de vernieuwde tijd - met ongewone krachten;
Toen, bij het opgaan van het prille ochtendgloren,
Damon aldus sprak met zuivere genegenheid:
| |
[pagina 83]
| |
Ridian gia. Vers. 5.1.[regelnummer]
Lacht en verheucht u nu
Met kruyden en blommen /Ga naar voetnoot2.
Siet hoe schoon is 't alomme /
Het Sonnetje blinckt /
5.[regelnummer]
Het Vogeltje singt /
Het Lammetje springt /
De Velden het woud begroeijen /Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot7.
En bloeijen sonderlinghe.Ga naar voetnoot8.
Och! wie sou niet ontspringhen?Ga naar voetnoot9.
10.[regelnummer]
Verwurpe siel! wie sou hem niet bekledenGa naar voetnoot10.
In nieuwe tijden / oock met nieuwe seden?Ga naar voetnoot11.
Staet op. den Heer is vande dood verresen.
Des eyscht het blydste jaer het blydste wesen.Ga naar voetnoot13.
|
|