Gulde-jaers feest-daghen of den schat der geestelycke lof-sangen gemaeckt op elcken feest dagh van 't geheele Iaer(1635)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende SINTE GENESIUS, Camer-speelder, ende Martelaer tot Romen. XXV. Augusti. Stem: Amaril hoordy noch spelen noch singen. DAtmen met sangh de wondere daden Loov' en prijse van Godes ghenaden, Die hy op heen te Romen bewesen Heeft aen d'ellende van Sinte Genese. Aen wie hy voor het spotten en druylen, D'alder-edelste kroonen dee ruylen. Hy was, die boven kennis, ghewonnen Hadd' het voordeel van all' de Busonnen, Die voor de Keyseren, op de Tonnelen, Pleghen de farsen van Plautus te spelen. Tot dat IESUS in 't middel van 't jocken, Hem beweeghde tot suchten en nocken. 't Beurde terwijl hy't Doopsel begeckte; End' al 't geen dat tot het Christendom streckte, Dede belacchen het heele Theater: [pagina 824] [p. 824] Dat hy tot driemael, begoten met water, Zweem ter aerden, door Godes genade: Tot boetvaerdigheyd sijnder misdaden. Ach! seyd hy, hoe werd my daer te moede? Prins, en Borgeren! neemt het ten goede; Dat ick aflegg' de boertighe socken, Stake, en lake mijn goddeloos jocken. 's Keysers wellust versocht een Comedy: Maer den Hemel keerd s'in een Tragedy. Doch een Tragedy, die my vergoeden Zal met een te genadighe roede, 't Schennis van mijn oneyndighe sonden: Die'k hier betuyge, met soo veel oorkonden, Als hier edel, onedel aenschouwen Staen de jammeren mijnder berouwen. Jammer, dat ick met sulcken onwaerde Dorst den Koningh van Hemel en Aerde, Dorst mijn Verlosser, Schepper en Vader, Stellen tot spot van u allen te gader. Och! mijn sonden zijn boven de maten, maer noch grooter zijn d'Hemelsche baten. IESU! ick danck u met alle mijn sinnen, Die my 't spotten vergelde met minne. Caesar! bereydt nu bancken en pleyen; Dat ic mijn boosheyd, met bloed mag beschreye, En betuygen, door al mijn verlopen, Dat geen sonden en zijn te wanhopen. Na sijn versoeck, den Reyser hem dede, Met schoffieringh van alle sijn leden, Die hy sich liet met stocken en roeden, Willighlijck voor sijn' misdaden bebloeden. Tot dat IESUS hem totter sondaren Troost, van d'aerde na d'Hemel deed varen. Vorige Volgende