Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermdGrovwel van verwoesting.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 378]
| |
2Die op het dack dan is, en⋆ will' niet dalen,Ga naar voetnoot2,1
Of die in 't open veld, en keer niet we'er te huys
Om daer van daen sijn rock of iet⋆ te halen:
Door vrees dat hem betrap een al⋆ te swaren kruys.
Wee dan die soogt, of is bevrucht.
Bidt dat uw' vlucht
Mag doen, of 's Winters niet en valle.
| |
3Want daer sal een te grooten nood verschijnen
Soodanig als noch oyt ter wereldt is gheschiedt;Ga naar voetnoot3,2
Ja wierd den tijdt vermindert niet der pijnen,
Daer soud' oock éénen mensch behouden blijven niet;
Maer nu soo⋆ sal de goedheyd Goods
Den tijd des noods
Verkorten om de uytverkoren;
Op datse niet en gaen verloren.
| |
4Wanneer ghy dan van iemand komt te hooren:
Siet hier of daer is Christ, en⋆ geeft hem geen geloof;
Maer draeyt hem 'thooft, ja stopt hem bey de ooren,
Eer u de lieve ziel ontdraghen werdt⋆ ten roof.Ga naar voetnoot4,4
Want siet den tijdt sal komen aen
Dat op sal staen
Met wonderen, en loose listen
Een menighte van valsche Christen.
| |
[pagina 379]
| |
5Soo dat byna, selfs van de uytgelesen,
Waer 't dat het mog'lijck waer, het aengenaem getal
Sal komen tot gevaer van dolingh en verval;Ga naar voetnoot5,4
Is 't dat men u dan seydt wel stout:
Siet hier in 't woud
Of daer is Christus in 't verholen,Ga naar voetnoot7
Gelooft het niet; ghy soudt verdolen.
| |
6Want recht gelijck den blicksem uyt het Oosten
Tot in het Westen geeft een al⋆ te klaren schijn,
Soo sal de komst (wilt u hier mede troosten
En stercken in 'tgeloof) des menschens soon oock zijn;
Zijn d'Arends mee.
Maer na de nood van dese dagen
Sal stracks⋆ de kracht des Hemels wagen.Ga naar voetnoot8
| |
7De Son wert⋆ zwart, de Maen die u by nachten
De schaduwen verkleynt, sal weygeren haer licht.Ga naar voetnoot7,2
't Gesternt vervalt, en al des Hemels krachtenGa naar voetnoot3
Beroeren sich te gaer⋆, en werden als ontsticht.Ga naar voetnoot4
En dan soo⋆ sal het teycken schoon
Van 's menschen soon
Verschijnen in de hooge wolcken
Tot groot geklagh van alle volcken.
| |
[pagina 380]
| |
Ga naar margenoot+ 8Die in de lucht den soon des menschen sullenGa naar voetnoot8,1
Sien komen met een macht van groote Majesteyt.
En siet, terwijl de Engelen vervullen
De lucht met luyd geklanck; so maeckt sich we'er bereyt
Een ander deel van geesten snel
Om op 't bevel
Des Rechters van des werelds hoecken
De uytghelesen op te soecken.
| |
9Laet u hier in den vijg'-boom onderwijsen:Ga naar voetnoot9,1
Als hy sijn looten schiet in 't jongste van de Lent
Of als ghy siet sijn teere blad'ren rijsen,
Soo segt ghy: Godt zy lof, de Winter is gheëndt
En 't soete Somerweer na by;
Soo weest oock bly,
Als ghy dit alles siet gebeuren.
En segt: Godts rijck staet voor de deuren.
| |
10Amen, voorwaer! dit volck en sal niet wijcken,Ga naar voetnoot10,1
Voor dat het eerst en 't lest van desen is geschiedt.Ga naar voetnoot2
Den Hemel en den Aerdbo'em sal bezwijcken:
Maer 't alderminste woord mijns monds vervallen niet.Ga naar voetnoot4
Siet voor u mensch, en houdt u hert
Toch onverwert.Ga naar voetnoot6
Op dat voor Godes beeld, de sondeGa naar voetnoot7-8
Daer staende, niet en werdt⋆ bevonden.
| |
[pagina 381]
| |
11Maer als ghy voeldt dat s' u de ziel komt terghenGa naar voetnoot11,1
Tot weelde, geld, of sucht⋆ van ongegronde eer:
Soo laet den hoop, en vliegt na⋆ d'hooge bergenGa naar voetnoot3
Met snelle vlucht: als die slechts niet in 't Winter-weer
Of op den legen Sabbot valt.Ga naar voetnoot5
Bidt God, hy sal 't
U door ghenade wel vergunnen.
Want al die wil geeft hy te kunnen.
| |
12Hout u alleen. laet draghen, en laet soghenGa naar voetnoot12,1
Die willen, vat ghy 'twoord, 'twelc God met sulcken hoop
Van voordeel heeft gestelt in u vermogen.
Want siet het oude Testament
Is nu vol-endt.
En dat tot vloeck eerst scheen te wesen,Ga naar voetnoot7
Werdt⋆ nu van Christus aenghepresen.Ga naar voetnoot8
| |
13Doch hebt ghy 't woord des Heeren niet gegrepenGa naar voetnoot13,1
Om op het alderlichtst te loopen door de baen:
Soo moet ghy daer door kruypen of door slepen;
Want aldus moeten doen die niet en kunnen gaen.
| |
[pagina 382]
| |
Neemt moed, en steunt op Iesvs kruys:
In 's Heeren huys
Na⋆ wercken van verscheyde loonenGa naar voetnoot7
Zijn oock veel plaetsen om te woonen.
Eynde van 't Eerste deel des Gulden Iaers. |
|