Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 320]
| |
Ga naar margenoot+ Racha.
| |
2Ghy weet dat d'Ouders is gheseyt:Ga naar voetnoot2,1
Die iemandt heeft ter ne'er gheleydt,
Sal 't oordeel schuldigh wesen.Ga naar voetnoot4
| |
3Maer ick seg u-luy op mijn woord,
(Dus draegt u toch verduldigh)Ga naar voetnoot3,2
Soo wie sich op sijn broer verstoort,Ga naar voetnoot3
Sal 't oordeel wesen schuldigh.
| |
4En die noch soo veel hooger komt,
Door grammen moed, te klimmen,
Dat hy sijn naesten Racha nomt,
Werdt⋆ schuldigh voor sijn grimmenGa naar voetnoot4,4
| |
[pagina 321]
| |
5Den Raed. maer die ('twelc God verhoe)
Sijn broeder sot derf nommen,
Verdiendt dat God ten eynde toe
Hem in de hel verdomme.
| |
6Als ghy dan offerande biedt
Aen Gode, laetse steken,Ga naar voetnoot6,2
Ghedenckt u, dat uw' broeder ietGa naar voetnoot3Ga naar voetnoot3-4
Op⋆ u wes heeft te spreken.
| |
7Laet vrij⋆ uw' gifte voor 't autaer
Soo lang in 'sPriesters handen,
Tot dat ghy, met uw' broeder klaer,Ga naar voetnoot7,3
Komt doen uw' offerhande.
| |
8Siet hier hoe seer ons God den Heer
Geboon⋆ heeft vre'e te maken:
Dat hy ons oock sijn hooghste eer
Soo langh beveelt te staken.
| |
9Schickt⋆ innigh en oprecht te zijn:
En laet de yd'le deughden
Der Pharizeen, die met den schijn
Van buyten haer gheneughden.Ga naar voetnoot9,4
| |
[pagina 322]
| |
10Bestopt ghy d'uwe, zijt ghy vroed⋆:Ga naar voetnoot10,1
't Zijn quisters diese melden.Ga naar voetnoot2
Op dat u het verborghen goed
Den Hemel eens verghelde.Ga naar voetnoot4
|
|