Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermdMommersGa naar margenoot+
| |
[pagina 304]
| |
Met alderley gherechten,
Die hy hen-luyden liet
Aendisschen door sijn knechten:Ga naar voetnoot7
Daer was vergheten niet⋆.
| |
2Maer boven al de reste
Was 't geen des Konings soon
Quam brengen voor het leste
Gerecht, en met een thoon
Seer lieffelijck, sey: Vrinden,
Neemt, eet, weest wel gemoedt
En drinckt, mijn wel beminden,
Mijn lichaem en mijn bloed.
| |
3'k Segg'u in alder wijse,Ga naar voetnoot3,1
Dus neemt hem toch in danck,Ga naar voetnoot2
Mijn vleesch is waerlijck spijse,Ga naar voetnoot3-4
Mijn bloed is waerlijck dranck.
Dus sprack met volle mondeGa naar voetnoot5
En woorden, onverwart,Ga naar voetnoot6
By wien te geender stondenGa naar voetnoot7
Bedrogh gevonden werdt⋆.
| |
4 | |
[pagina 305]
| |
Des⋆ sy als Oly-ranckenGa naar voetnoot4,5
Rondom den disch vergaert,
En konden niet bedancken
Ten vollen haren waerd.Ga naar voetnoot8
| |
5Die hen soo seer beminde,
Na dat hys' had verlost,
Dat hy had kunnen vinden
Een vond van sulcken kost;Ga naar voetnoot5,4
Een kost, een dranck, daer⋆ mede
Den Goeden Harder voedt
Sijn Schapen met sijn leden,
Sijn Lamm'ren met sijn bloedt.
| |
6Daer was van die daer saten
Niet een die anders wist
Dan dat sy waerlijck aten
Het lichaem Iesv Christ,Ga naar voetnoot6,4
Tot dat nu schier⋆ verloopen
Den tijdt was, dat den Heer
Voltrecken sou de hoopenGa naar voetnoot7-8
Van haer begonnen eer.
| |
7Wanneer daer een deel MommersGa naar voetnoot7,1
Met schrickelijck gheraes,
Vol onrust, en vol kommers,
| |
[pagina 306]
| |
In plaets van bon profaesGa naar voetnoot4
Indringende besmalenGa naar voetnoot5
Quam met verdraeyt ghewis⋆
En overvloed van talenGa naar voetnoot7
Het Hooft-stuck van den disch.
| |
Ga naar margenoot+ 8Wat maeckt ghy goede luyden,Ga naar voetnoot8,1
Sprack daer een, zijt g'al vroed?Ga naar voetnoot2
Dat g'u dus laet misduydenGa naar voetnoot3
Des Heeren vleesch en bloed?
Het geen hy ons dee reycken
Is niet dan brood en wijn.
Ja 't kan niet dan een téycken
Van Christus lichaem zijn.
| |
9Want anders, onse kaken,
Ons handen, ons gesicht
Soud' immers sien en smaken
En voelen het ghewicht.
En wie sagh oyt sijn leven
Een lichaem sonder plaets?
Wilt u voordaen⋆ begheven
Tot ons dan, lieve maets.
| |
10Dit graemde⋆ boven maten
Een edel Batavier,Ga naar voetnoot10,2
Die tegens d'onverlaten
Onsteken met een vyer
| |
[pagina 307]
| |
Van Christelijcken yver,
Sey: Mannen, wat gelaetGa naar voetnoot6
Is dit? wie is bedrijver
Van dese Masqueraed?
| |
11't Gewijsde is u teghen.Ga naar voetnoot11,1
Want drie, vier hondert jaer
Gele'en, heeft hier gekreghen
Uw' voorzaet BerengaerGa naar voetnoot4
Den Bout op 't harsse-beckenGa naar voetnoot5
Van d'Al-ghemeyne Kerck.Ga naar voetnoot6
G'en kunt niet we'er vertreckenGa naar voetnoot7
Het eens vol-wesen werck.Ga naar voetnoot8
| |
12Te min; alsoo drie-wervenGa naar voetnoot12,1
Hy die hem eerst verliepGa naar voetnoot2
Hier in, tot op sijn sterven
Sijn dolingh weder-riep.
Ja daer en kan niet wesen
Indiender noch in desen
Iet twijffelachtighs is.
| |
[pagina 308]
| |
13Want all' de schriften tuyghen
De deughd van ons proces;Ga naar voetnoot13,2
Al d'oude Vaders buyghen
Haer hoofden tot ons les.
In 't kort, daer zijn geen volcken
In eenigh Christen landt,
Of sy zijn onse tolcken
En doen ons woord gestandt.
| |
14Dat ghy hier tot de sinnenGa naar voetnoot14,1-2
Loopt, is te slechten kuer;
Want die hier toont sijn minne⋆
Is boven de natuer;
Neemt deses ten oorkondeGa naar voetnoot5
Sijn suyvere gheboort:
By wien noyt wierdt gevondenGa naar voetnoot7-8
Onmoog'lijck eenig woordt.
| |
Ga naar margenoot+ 15Vereyscht het vleesch des Heeren
Een plaets soo⋆ ghy verhaelt,
Hoe kan hem dan passeeren
Een kemel door een naeld?Ga naar voetnoot15,4-5
Ach! siet wat argumenten
De hooghste Sacramenten
Sijns Heeren mee bevecht?
| |
[pagina 309]
| |
16Bevechtse: Maer wy-luyden
Verschricken in uw' sond,Ga naar voetnoot16,2
Die tot den dagh van huyden⋆Ga naar voetnoot3
Met het gheheele rondGa naar voetnoot4
Des Chrisdoms, aengebedenGa naar voetnoot5
Het heyligh Sacrament;
En Christus ware leden
Daer hebben in bekendt.
| |
17Noch wy en sien geen redenGa naar voetnoot17,1
Van heel oft halve proofGa naar voetnoot2
Als noch, die ons doen treden
Kan van 't ghemeyn gheloof;
Ja liever dan wy soudenGa naar voetnoot6
Verlopen dit Ghelit:Ga naar voetnoot7
Soo lieten wy ons houden
Ter banck⋆ van lit tot lit.
| |
18En wie sou durven segghen
Dat Iesvs immermeer⋆
Aen een ghebacke wegghe⋆
Sijn Kerck alsulcken eer
Soo langhe laten gheven
Sou hebben, alsse biedt,
En⋆ had hy haer sijn levenGa naar voetnoot18,7
Daer in ghelaten niet?
| |
[pagina 310]
| |
19Neen, dit en⋆ waer geen minne;
Wy seggen 't u plat uyt,
Betooght aen sijn vriendinne,Ga naar voetnoot19,3
Bewesen aen sijn Bruyd;
Maer die u oyt soo briefde⋆,
Voorwaer die briefde mis
Van Christus, die de liefde
En selfs⋆ de waerheydt is.
| |
20Gaet heen, gaet heen dan Mommers;
Gaet heen dan Masqueraed;
Gh'en zijt niet dan berommers;Ga naar voetnoot20,3
Uw' leer is sonder daed.
Wilt ghy voor u-luy brekenGa naar voetnoot5
Het grootste Sacrament,
G'en sult óns niet versteken⋆
Van Christus Testament.
|
|