Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
Ga naar margenoot+ Binne-kerck.
| |
2Hy sal met al⋆ te klaren stem
Mijn leering overtuygen.Ga naar voetnoot2,2
En ghy-luy niet⋆ te min met hem
De logentacl doen buygen.Ga naar voetnoot4
Dit hebb' ick u nu dus voorseydt,
Op dat ghy noyt door eenigh leyd
En⋆ valt van u ghenughen.Ga naar voetnoot7
| |
[pagina 273]
| |
3En laet het u 't eenvoudigh oogGa naar voetnoot3,1
Noch 't effen hert niet raken,
Wanneer s'u sonder Synagoog
Of sonder Tempel maken.
Ja siet, den tijdt komt dat de geen
Die u vermoorden en vertreen
Om my met quade saken.Ga naar voetnoot7
| |
4Godt sullen meynen dienst te doen.
Maer denckt, wanneer s'u schennen,
D'oorsaeck te zijn, dat d'arme bloenGa naar voetnoot4,3
Mijn Vader niet en kennen
Noch my oock; dus tot aller stondt
Tot lijden u te wennen.
| |
5Wendt u tot lijden, want het quaed,
Verwacht als van te voren,
Ons nimmermeer⋆ soo hard en slaet.
Denckt, dat wy hier verkoren
Tot arbeydt zijn, en tot gesucht,
Gelijck de vog'len van de lucht
Tot vlieghen zijn gheboren.
| |
6Verdraeyden yver wat al quaedsGa naar voetnoot6,1
Hebt ghy in Godes Kercke
| |
[pagina 274]
| |
Wel voor-gebracht? daer is geen plaets
Daer⋆ in m'uw' snoode wercken,
't Zy door gheweld, 't zy door bedroghGa naar voetnoot5-6a
Van Ketters, tot op huyden⋆ noch
Niet tast'lijck en kan mercken.Ga naar voetnoot7
| |
Ga naar margenoot+ 7En dit quansuys om Godes eer,
De welcke zy hen⋆ veynsen,
Door oorlog, of door valsche leer,Ga naar voetnoot7,3-5a
In haer bedorve greynsen
Te vorderen: Maer wat verschil
Is tusschen haer verdraeyde wil
En tusschen Gods gepeynsen?
| |
8Ghy dan die 's Heeren ware Kerck
Bemindt uyt gantscher herten:
Laet u door dit beveynsde werck,Ga naar voetnoot8,3
Laet u door dese partenGa naar voetnoot4
Niet dringhen van 't oprecht geloof.
Versmaet de winst, versmact den roof,Ga naar voetnoot6
Versmaet de korte smarten.
| |
9Denckt dat het u voorkondight werdtGa naar voetnoot9,1
Van⋆ uwen Salighmaker,
Die ons van alderhande smert
| |
[pagina 275]
| |
Geweest is een voor-smaker.Ga naar voetnoot4
Verbeydt den tijdt: beveelt de rest
Hem die sijn Kerck eens heeft gevest
En altijdt blijft haer waker.
| |
11Den Tempel, segg' ick, van uw' sin,
Gemaeckt door Godes handen:
Van alle d'offerhanden
Des werelds deel en aenpart geeft,Ga naar voetnoot11,5
Soo langh als ghy ghebonden leeft
Met Catholijcke banden.
| |
12O Tempel! die ons altijdt vry,Ga naar voetnoot12,1
O Kerck! die noyt verboden
Kan werden⋆, noch door kettery,
Noch dienaers van de Goden.Ga naar voetnoot4
Houdt my in uw' bewaerde schoot,Ga naar voetnoot5
Tot dat my eens de lieve dood
Versaem met Gods genooden.Ga naar voetnoot7
|
|