Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Ga naar margenoot+ Den bergh van Thabor.
| |
2En siet, terwijl den Heer der Heeren
Badt, wierd hem 't aensicht als een Son,
Soo dat het grau oock van sijn kleeren
De witheyt van de sneeu verwon.Ga naar voetnoot2,4
Twee mannen nevens hem verschenen
Van wesen oock met allen⋆ schoon.
Helias wetet, was den eenenGa naar voetnoot7
En d'ander Moyses Amrams soon.
| |
3Haer tael met woorden en figuren⋆Ga naar voetnoot3,1
Op d'uytgangh liep, die t'sijnder tijdtGa naar voetnoot2
Den Heer te Salem⋆ sou besuren.
En Petrus, als de sinnen quijt,Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 163]
| |
Ten deel van vreughd, ten deel van vrese,
Riep: Iesv Heer! wat dingh is dit?
Och, och! hoe goed is't hier te wesen.
Laet ons maer houden dit besit.Ga naar voetnoot8
| |
4Fn bouwen hier drie vaste tenten,
Voor u, en elck van desen een.
Al 's wereldts vreughd, al d'aerdsche rentenGa naar voetnoot4,3
Sijn wy hier vooren wel te vreen⋆Ga naar voetnoot4
Te laten. Maer terwijl hy seyde
Noch dese reen⋆, quam daer een wolck
Wel schoon vergult, die van hen scheyde
Het aensicht van dit Hemelsch volck.
| |
5Waer vooren doch sy weerom hoorden
Een stem: Dit 's mijn beminden soon,
Die my behaeght. Dus schickt⋆ sijn woorden
Te volgen. Maer sy ongewoon
Alsulcken stemme, vielen neder
Van vrees, en bleven plat ter aerd;
Tot dat den Heer hen beurde wederGa naar voetnoot5,7
En sey: Rijst op! weest onvervaerdt.
| |
6Ga naar margenoot+Maer wacht, en houdt u voor verboden
Te melden dit visjoen ghewis;
Ter tijdt toe dat eens van den dooden
Des Menschen soon verresen is.
Leert hier uyt mensch, leert hier uyt achten
De volle vloed van d'hooghste vree,Ga naar voetnoot6,6
Daer⋆ van een dropje all' de krachten
Van Petrus soo beroeren dee⋆.
| |
[pagina 164]
| |
7Waer sal de ziel haer selven keeren,
Wanneer sy voor een kleyne deughd
Sal in-gaen in de vreughd haers Heeren.
O zee! o af-grond van geneugd!
Geen oogh kon sien, geen tong kon spreken,
Geen hart bevroen, soo⋆ Paulus seydt,
De wellust van de honigh beken,Ga naar voetnoot7,7
Die Godt den sijnen heeft bereydt.
| |
8Te lijden wat in desen tijdt.
G' en kunt de kans niet wel verdeelen,Ga naar voetnoot3
Wilt ghy hier vyeren voor den strijd.Ga naar voetnoot4
Neen: ghy zijt al te weeldigh Christen,Ga naar voetnoot5
Is 't dat ghy daer, en hier niet minGa naar voetnoot6
Wilt hebben weelden volle kistenGa naar voetnoot7
En al de reste na⋆ uw' sin.
| |
9't Is noch geen tijdt van Tabernakel.
O Petre! denckt noch na geen TentGa naar voetnoot9,2
Voor dat u Nero, door 't spectakelGa naar voetnoot3
Uws Meesters kruys, na⋆ boven send.
Hoordt na de re'en⋆ van dese mannen.
Want d'uytgang, daer⋆ haer spraeck van meldt,
Beduyd de liefde die hem spannen
Aen 't dwars-hout dee van 't galge-veld.
| |
[pagina 165]
| |
10Hier van wou hy met hen-luy spreken
By na in d'cenighe gheneughdGa naar voetnoot10,2
Sijns levens, tot een seker teken
Dat 't kruys hem was de meeste vreugd.
En om den mensch oock in te beelden
Door 't scherp vermaen des kruyssen-houts
Altijdt het soetste van sijn weelden
Te menghen met een greyntjen souts.
|
|