Dr. Joseph Endepols, 1877-1962. Woordenaar en dialectoloog
(2012)–Lou Spronck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Een werkzaam levenDe familie EndepolsZoals zoveel ‘echte’ Maastrichtenaren was Joseph Endepols (‘Jos’ voor zijn familieleden) geen Maastrichtenaar ‘pur sang’. Zijn ouders waren Maas-Rijnlanders. Zijn vader, Thomas Endepols (1830-1893), was geboren in Süchteln, nu stadsdeel van Viersen, gelegen ten noorden van Mönchengladbach; zijn moeder, Emilie Rothkopf (1843-1934), was afkomstig uit Kaiserswerth, iets ten noorden van Düsseldorf. Waarschijnlijk was het de handel in stoffen - Süchteln kende een florerende weefindustrie - die vader Thomas en zijn broer Joseph (1834-1894) naar Maastricht voerde. Beiden trouwden in Maastricht: Thomas met Emilie Rothkopf in 1863, Joseph in 1873 met de in Maastricht geboren Maria Kirsch (1835-1919). De beide broers exploiteerden, gezamenlijk en apart - Thomas in de Kleine Staat 15, Joseph in de Grote Staat 18 - een handel in stoffen en manufacturen. Na hun betrekkelijk vroege dood zetten de weduwen het bedrijf op beide plaatsen voort. De gebroeders Endepols vormden zeker geen ‘Duitse’ kolonie in de stedelijke samenleving. Hun lidmaatschap van de Broederschap van Onze Lieve Vrouw Sterre der Zee - Thomas vanaf 1880, Joseph vanaf 1882 - wijst op een volledige integratie. In de doopkapel van de Sint-Servaaskerk bewaren twee ramen, geschonken door de echtelieden Endepols-Kirsch, de herinneringen aan hun enig, vroeg gestorven kind. Veel rijker was de kinderzegen in de Kleine Staat 15, waar Hubert Joseph Edmund EndepolsGa naar eind3 in 1877 geboren werd. Joseph was de voorlaatste in een rij van acht kinderen, van wie een jongetje al in het kinderbed stierf en een andere zoon na de dood van vader Thomas in de psychiatrische afdeling | |
[pagina 10]
| |
Nieuwjaarsbrief, 1 januari 1887 [RHCL, AE, nr. 1] De tekst luidt:
Lieve Papa en Mama, Niet omdat het zoo het gebruik is, maar omdat ik U oprecht bemin, kom ik U bij dit Nieuwjaarsfeest de gelukwenschen aanbieden, die mijn dankbaar hart voor u gevormd heeft. De goede God behoude U dit en nog vele volgende jaren in den besten welstand naar lichaam en ziel. Dat kommer en zorg verre van U verwijderd blijven, en moge het vooral mij gelukken U voortdurend vreugde te verschaffen en aan de verwachting te beantwoorden, die Gij van mij hebt. In mijne dagelijksche gebeden, Geliefde Ouders, zal ik steeds aan U denken en mijn verder gedrag zal U tonen, dat ik waarlijk ben Maastricht, 1 Januari 1887. Uw liefhebbende zoontje, Jozef | |
[pagina 11]
| |
van ziekenhuis Calvarie werd opgenomen. Endepols' oudere broer, Herman Maurice Joseph, werd leraar M.O. Engels en was in de jaren 1913-1921 in Maastricht werkzaam. Zijn vier jaar oudere zus Maria Emilia Josephina was getrouwd met Rudolf Lamers, drogist van beroep. Zijn jongere zus, Josephina Rosa Elisabeth Hubertina, huwde in 1911 met dr. Leonardus Crijns (1881-1968), leraar wiskunde aan het stedelijk gymasium. In de familie Endepols zou de wereld van de middelbare school de handel in stoffen naar het zijplan verdringen.Ga naar eind4 | |
StudiejarenJoseph Endepols heeft de nieuwjaarswens, die hij op 1 januari 1887 na een diepe buiging voor zijn ouders voordroeg, volledig waargemaakt: ‘moge het vooral mij gelukken U voortdurend vreugde te verschaffen en aan de verwachting te beantwoorden die Gij van mij hebt.’ Na zijn gymnasiumjaren aan de Helmstraat (1890-1896) ging hij in Utrecht Nederlandse letteren studeren. In 1899 deed hij kandidaats, in 1901 legde hij het doctoraal examen af.Ga naar eind5 In Utrecht heeft Joseph Endepols meer gedaan dan studeren voor tentamens en examens. Zo hield hij enkele voordrachten over geschiedkundige onderwerpen voor de Historische Kring en was hij actief in het studentencorps. Toen Paul Kruger, de balling uit Zuid-Afrika, in 1901-1902 in Utrecht verbleef, had hij de eer om samen met enkele medestudenten ‘aan de eerwaardige heldhaftige grijsaard mijn hulde te mogen komen aanbieden’. Hij hield er een levenslange liefde voor ‘Afrikaander poëzie en proza’ aan over, zoals zijn latere leerlingen zouden getuigen. Enkele jaren was hij redacteur van de Vox Studiosorum. Daarin en in de Studenten Almanak publiceerde hij literaire bijdragen in impressionistische trant. Uit de schildering van een ‘Landschap’ na een noodweer spreekt zijn bewondering voor de Tachtigers: Schel kleurden weer de tinten der landen. Jubelend Aan de katholieke emancipatie droeg hij bij door in de (neutrale) Vox te pleiten voor de aanstelling van een docent in de Thomistische filosofie en zich daarna ‘waardig en kranig’ te weren in een maandenlange polemiek met antipapistische tegenstanders. Zijn jongere collega en medestander Gerard Brom (1882-1959) noemde hem, een halve eeuw later nog, ‘onze baanbreker | |
[pagina 12]
| |
in de Vox en onze voorvechter’, prees hem om zijn ‘bezielende invloed’, en was hem ‘hartgrondig’ dankbaar voor de ‘persoonlijke vriendschap in mijn vormingsjaren’.Ga naar eind6 | |
Doctor EndepolsNog vóór zijn afstuderen was Endepols' leermeester, Gerrit Kalff, naar Leiden vertrokken. Endepols volgde hem daarheen voor zijn promotie op een proefschrift over de mise-en-scène van het middeleeuws toneel. Met het behalen van de doctorsbul op 28 oktober 1903 begon een lang taalgeleerd leven, waarin Joseph Endepols een stroom van publicaties verzorgde.Ga naar eind7 In het tweede deel van deze publicatie ga ik daar nader op in. Of veel Maastrichtenaren van die geschriften kennis namen of zelfs maar kennis hadden, betwijfel ik. Zij spraken hem respectvol aan met ‘Doctor Endepols’ en waren blij met de bloemlezing Mestreechter spraok, doe zeute taol! die hij hen in 1933 schonk. Zij gunden hem van harte dat hij, onverminderd actief en goed gezond, op 12 september 1953 de zilveren eremedaille van de stad ontving en dat hij een maand later zijn gouden promotiefeest mocht vieren. Pas de Diksjenaer van 't Mestreechs, die twee jaar later verscheen, zou hem in de stad blijvende roem schenken.Ga naar eind8 | |
Rector EndepolsIn oktober 1902 was Endepols in Maastricht aangesteld als leraar aan de Gemeentelijke H.B.S. en de Gemeentelijke Burger Avondschool, tien jaar later ook aan het Stedelijk Gymnasium. Beide onderwijssoorten waren aan de Helmstraat gevestigd onder hetzelfde dak, maar het gymnasium onderscheidde zich door de pre-universitaire waardering (‘voorbereidend hoger onderwijs’) van het ‘middelbaar onderwijs’ dat aan de hbs gegeven werd. Endepols was een inspirerend docent, gewaardeerd om zijn ‘gemoedelijke lesgeven’ en zijn gedurfde aandacht voor het dialect en de dialectliteratuur. Hij had herhaaldelijk zitting in de commissie voor de Staatsexamens H.B.S., gaf van 1914 tot 1929 lessen aan de M.O.-cursus van de R.K. Leergangen in Roermond en was lid en secretaris van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs. In 1929 werd hij met algemene stemmen door de gemeenteraad benoemd tot rector van het Stedelijk Gymnasium, - de eerste niet-classicus in die functie, die er overigens door zijn publicaties blijk van gaf een classicus gelijk te zijn. Bij de viering van het 75-jarig bestaan van de school in 1939-1940 verscheen niet alleen een Gedenkboek waarin hij een belangrijk aandeel had, maar hield hij op 22 september 1940 ook een feestrede over de banden van Maastricht met de Klassieken.Ga naar eind9 | |
[pagina 13]
| |
Paspoort van dr. Hubert Joseph Edmond Endepols, uitgegeven op 17 september 1951, op 16 september 1954 verlengd tot 16 september 1959. [RHCL, AE, doos 7] De foto dateert van ca. 1938.
| |
[pagina 14]
| |
Dr. Joseph Endepols met zijn verloofde Louise Paulussen, te Caberg omstreeks 1915. [Foto in bezit van mr. Hans Paulussen te Maastricht, uitsnede]
‘Oom Jos en tante Louise’, Sint-Hubertuslaan 11, anno 1931. [Foto in bezit van mr. Hans Paulussen te Maastricht]
| |
[pagina 15]
| |
Hoewel hij op 15 februari 1942 pensioengerechtigd werd, bleef hij desgevraagd nog enkele maanden aan. Maar toen hij op 20 oktober 1942 de datum van zijn veertigjarig dienstjubileum passeerde, vond hij dat het genoeg was geweest. Op 1 januari 1943 ging hij met pensioen. De afscheidsbijeenkomst op 19 december 1942 was sober, ‘zonder bijzondere plechtigheid of vertoon’.Ga naar eind10 Dit had zijn redenen: publieke festiviteiten stonden op gespannen voet met de oorlogstijd; buitendien had Endepols als warm orangist weinig op met de Duitse bezetters en hun Kultuurkamer. Zijn pensionering heeft hij als een bevrijding ervaren: het wegvallen van de zorg voor zijn lessen en voor zijn school maakte ruimte vrij voor zijn groeiende activiteiten als taalkundige en lexicoloog. Zijn bijnaam ‘de klits’ (de knikker), die hij vanwege zijn kleine gestalte op school had gekregen, zou hem met ere blijven vergezellen. Oud-leerlingen en kennissen die hij op zijn wandelingen tegenkwam, werden door ‘de klits Endepols’, dat parmantige, ‘Belgische’ heertje, al van verre begroet met een weids gebaar van zijn hoed.Ga naar eind11 | |
Hubertuslaan 11Op 10 augustus 1915 - in de vakantie, zoals dat een goed leraar betaamde - was Joseph Endepols in het huwelijk getreden met Louise Paulussen (1882-1972), een van de drie dochters van heerboer-grondeigenaar Henri Paulussen uit Caberg bij Maastricht. Binnen de familie Paulussen is de herinnering bewaard aan de periode waarin dr. Joseph Endepols op vrijersvoeten - witte handschoenen, zwarte wandelstok met zilveren knop - naar Caberg wandelde om daar de vrouw van zijn dromen te veroveren. Na korte tijd gewoond te hebben op de Wilhelminasingel en in de Bredestraat betrok het echtbaar in 1918 een woning in het Villapark, op het adres Sint-Hubertuslaan 11. Helaas zou hun huwelijk kinderloos blijven. Maar Louise Paulussen bewaarde haar goede humeur, onderhield de sociale en familiale contacten, bracht warmte en sfeer in hun grote huis, dat glom en blonk. Echtgenoot Joseph bevond zich veelal in de studeerkamer, op de eerste verdieping aan de achterzijde van het huis. Dat was zíjn terrein. Wie hem iets wilde vertellen of overhandigen, klopte eerst voorzichtig op de deur. Hoewel Joseph Endepols buitenshuis bekend stond om de ‘sprankeling van geest en humor’, het ‘fijne glimlachje om de dunne lippen’ en ‘de wijs getemperde spotlichtjes achter zijn brillenglazen’, was hij in familiekring de geleerde heer die leefde in zijn eigen wereld, een beetje verstoord als iemand zijn aandacht vroeg voor een meer triviaal onderwerp, maar gelukkig waren er ook daar ‘soms wel pretoogjes’.Ga naar eind12 | |
[pagina 16]
| |
Zondagmiddag 28 augustus 1910: de deelnemers aan het 31e Taal- en Letterkundig Congres in de Stationsstraat, hoek Alexander Battalaan, op weg naar de officiële ontvangst in het stadhuis.
[RHCL, fotocollectie GAM nr. 03570] | |
[pagina 17]
| |
Henric van VeldekeIn de jaren van zijn leraarschap en rectoraat heeft Joseph Endepols in de stad ook naam gemaakt door zijn bijdragen aan het culturele leven. Van 28 tot en met 31 augustus 1910 werd in Maastricht het ‘31e Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres’ gehouden, waarbij de lezingen waren omkranst door een scala van oog, oor en smaak strelende feestelijkheden. Endepols bekleedde de functie van ‘tweede Secretaris der Regelingscommissie’ en stelde later de Handelingen samen. Ook zijn stem was er te horen: hij hield een inleiding over ‘het Vlaamsche volksboek van Owein’ en nam deel aan een discussie over de spellingvereenvoudiging, waarvan hij een verklaard voorstander was. De auteur van het congresverslag in het septembernummer van Neerlandia prees de Maastrichtse gastheren, in het bijzonder Momus' erevoorzitter Laurent Polis, ‘deze hoofsche grijsaard met zijn jong hart’. Ook had hij veel lof voor de begeleidende festiviteiten. Maar over de inhoud van de spreekbeurten was hij minder enthousiast en hij betreurde het dat sommige sprekers, met name Lodewijk van Deyssel, verstek lieten gaan. Zodoende kwam het accent te liggen op het flankerend programma - veel muziek, feestverlichting, projectie van lichtbeelden, een gondelvaart, en wat niet al - en leek het congres teveel op een landdag van het Algemeen Nederlands Verbond, het ANV.Ga naar eind13 Voor de tekstschrijver de Opregte Maastrichter Almanak, naar gewoonte speels balancerend op de grens van Wahrheit en Dichtung, was dit taal- en letterkundig festival een kolfje naar zijn hand: De hiere van 't Taol- en Lètterkundig Congres (...) hùbbe de stad wel zoe get zestig gùide per kop gekos, me daoveur kriege veer ouch ei standbeeld van Hinderik van Veldeke, dat is den oetvinder vaan de Mastreechter taol. Dat congres waor beieingekomme um 't Mastreechsch vas te stèlle es wereldtaol, me pas waore ze aon de geng of ze waore zich al aon 't knebbele euver de vaaier van Pierlala en maakden ei spektakel, dat dee gooien auwe Wiekeneer zich in zien kis umdrejde. 't Schoenste van 't congres waos de gondelvaart op 't kanaal, boe zoe veul lui beiein waore, dat zelfs de zedepolitie gein orde kos haawe. Euveraal waor meziek en op de vief köp speulde ein boereharmonie vaan: ‘Alle de eendsches zwumme in 't water.’ De verleechting vaan 't Villapark waos echter niks bij de lichbeelden oppe Vriethof. Dat waos choen!’Ga naar eind14 ... ei standbeeld van Hinderik van Veldeke...? Inderdaad had dr. Endepols tijdens het congres het idee geopperd - een voorstel dat door prof. Jan te Winkel in zijn congresbijdrage over Hendrik van Veldeke was overgenomen - dat voor Veldeke in Maastricht een standbeeld moest worden opgericht, zoals dat voor Jacob van Maerlant in Damme gebeurd was. Hoewel door Te Winkel gesuggereerd werd dat de zaak al bijna rond | |
[pagina 18]
| |
Onthulling van het beeld van troubadour Henric van Veldeke op het naar hem genoemde pleintje bij de Sint-Servaaskerk te Maastricht, 10 september 1934. [RHCL, fotocollectie GAM nr. 22028, uitsnede]
| |
[pagina 19]
| |
was, heeft het tot 10 september 1934 geduurd voordat het fraaie beeldje van Charles Vos op het Henric van Veldekeplein onthuld kon worden. Het is de onthulling van het Veldeke-monument in Hasselt op 30 september 1928 geweest die Maastricht tot actie aanzette. Het Comité ‘Henric van Veldeken’, waarvan dr. Joseph Endepols ondervoorzitter was en zijn oudere vriend, de kantonrechter dr. Edmond Jaspar (1872-1946) voorzitter, begon met het uitschrijven van een prijsvraag voor een aan Veldeke gewijde studie. Het werk van L.J. Rogier, ingezonden onder het motto ‘Tussen twee werelden’, werd in 1929 bekroond en in 1931 gedrukt.Ga naar eind15 | |
Edmond Jaspar, het ANV en VeldekeMet Jaspar heeft Endepols gedurende enkele decennia succesvol samengewerkt. Zij deelden met elkaar de liefde voor het Oranjehuis en voor het Maastrichts dialect. Jaspar was direct na de Eerste Wereldoorlog voorzitter van het anti-annexatiecomité, dat de Belgische pogingen om ‘le Limbourg cédé’ terug te vorderen in de kiem smoorde. Samen zorgden Endepols en Jaspar voor de brochure Oranje en Maastricht (1925), waarin verschillende oranjegezinde verslagen uit de negentiende-eeuwse Franstalige en Nederlandstalige Maastrichtse dagbladpers waren afgedrukt. De recensent van het culturele maandblad De Nedermaas kritiseerde de eenzijdige voorstelling van zaken in deze publicatie en merkte op: ‘Welk nut de ontkenning der algemeene ontstemming [in 1830] heeft, ontgaat ons.’ Oranje en Maastricht was uitgegeven met steun van het ANV. Endepols was daarin actief als voorzitter van de Maastrichtse afdeling. Ook bij ANV-afdelingen buiten Nederland zou hij de gedachte dat ‘de taal gans een volk’ is, uitdragen. Jaspar was medebestuurslid.Ga naar eind16 Beiden stonden zij in februari 1926 aan de wieg van Veldeke, de vereniging die al 86 jaar de bevordering van de Limburgse dialecten nastreeft. Endepols liet een bestuursfunctie graag over aan Jaspar, die daar, ook door de uitgave van Bonte blomme, gedichte in Mastreechs dialek (1921, 2e druk 1928), bij uitstek geschikt voor was. Jaspars ambitie om ook de dialectwetenschap te beoefenen kwam niet goed van de grond. Wel schreef hij verdienstelijk over de raakpunten tussen de dialecten van Aken, Luik en Maastricht,Ga naar eind17 maar zijn plan voor een boek over het Maastrichts bezweek, zo noteerde Endepols met een mengeling van humor en ergernis, ‘onder de verlicht-despotische supervisie van de Nijmeegse hoogleraar’, te weten Jacques van Ginneken s.j.Ga naar eind18 Toen Endepols in 1934 door Veldeke alsnog voor een bestuursfunctie benaderd werd, weerde hij het verzoek charmant af: ‘Veur de vereiniging, häör doel en streve, veul iech natuurlik alles - iech höb et keend | |
[pagina 20]
| |
mèt in de wereld hellepe bringe - meh de vraog is, of iech es gewoen soldaot (...) neet beter op m'n plaots bin.’ Mogelijk bleef in deze brief onuitgesproken wat hij in het tijdschrift van de vereniging miste. Dat verpakte hij later in een artikel bij het derde lustrum: ‘'ne Gelökwins en einige ander winse’. Hij was ingenomen met de ‘historische’ prozastukken - zijdelings een pluim op de hoed van Jaspar -, maar vond dat de kwaliteit van de gedichten nogal eens tekortschoot: ‘Dao zien ónder de poëzie inderdaod diamentsjes, meh ouch wel 'ns steinsjes, die nao familie zien van glaas.’ En hij miste ambitie: ‘Woe blijf de novelle, de roman, 'ne “regionale” in “regionale” taol? Wee publiceert in Veldeke weer ins e nui tonielstök?’Ga naar eind19 | |
Ambassadeur voor Limburg in LondenOp 13 januari 1930 hield Endepols een voordracht voor de leden van de ANV-afdeling, de Hollandse club, in Londen. Hij schetste daarin ‘het verleden en heden van Zuid-Limburg in zijn verhouding tot den Nederlandschen stam’. Hij attendeerde zijn gehoor erop dat de taal van Zuid-Limburg, ondanks de culturele invloed vanuit Aken en vanuit Luik, altijd Nederlands was gebleven: ‘Want de zoogenaamde verfransching in de [eerste] helft der 19de eeuw is niets anders geweest dan een tijdelijke Franskiljoneering van een bepaalde laag der Maastrichtsche bourgeoisie, parallel loopend mèt, maar veel zwakker dan de Vlaamsche Franskiljoneering uit denzelfden tijd.’ Intussen waren in Zuid-Limburg ‘onder den Algemeen Nederlandschen bovenstroom’ de dialecten (‘de Limburgsch-Frankische, dat zijn echt Nederlandsche dialecten’) krachtig blijven voortbestaan, niet alleen als uitdrukkingsmiddel van ‘de lagere volksklassen’, maar ‘ook der hoogere standen’. De geschiedenis van het gebied verklaarde waarom een oriëntering op het noorden pas in de negentiende eeuw, en versneld vanaf 1895, kon plaats hebben. Bij de verschillende factoren die de integratie bevorderd hadden, wees Endepols ook op het volgende: ‘De emancipatie der Noord-Nederlandsche katholieken boven den Moerdijk en de politieke beteekenis der Katholieke Staatspartij deed den Zuid-Limburger het Noorden niet meer beschouwen als een uitsluitend niet-katholiek land.’ Natuurlijk kon de relatie tussen Noord en Zuid nog verbeterd worden. De ligging van Zuid-Limburg op de randen van het Romaanse en Germaanse cultuurgebied maakte de kijk op de Nederlandse en de West-Europese cultuur vanzelfsprekend anders dan boven de Moerdijk, ‘misschien cosmopolitischer, maar in alle geval anders’, vond Endepols. De architectuur en de folklore weken af van het boven-Moerdijkse beeld. En de industrialisering van de mijnstreek, met zijn duizenden allochtone arbeiders, kleurde het leven anders. Dat vormde echter geen grond voor het | |
[pagina 21]
| |
superioriteitsgevoel, waarvan Hollanders tegenover Zuid-Limburgers nog wel eens getuigden. Juist de Zuid-Limburgers, bekend met de nabije Franse en Duitse cultuur, konden daarover oordelen. Door hun kennis van het Frans wisten zij bijvoorbeeld, hoe bleek de Nederlandse historische romans tegenover de Franse afsteken. Dat alles nam overigens niet weg dat Zuid-Limburg zich anno 1930 thuis wist in het Nederlandse staatsverband, ‘en het is mijn persoonlijke overtuiging, dat het zoo goed is, dat het zoo moet zijn’, besloot Endepols.Ga naar eind20 | |
VondelherdenkingIn 1937 vierde literair en katholiek Nederland het 350e geboortejaar van de prins onzer dichters, Joost van den Vondel (1587-1679). Ook Maastricht had zijn Vondel-comité. Het werd voorgezeten door dr. Endepols, bibliothecaris dr. A. Kessen was secretaris en dr. Jaspar schoof aan als bestuurslid. Endepols roerde de trom: Vondel was een echte Groot-Nederlander, geboren in Antwerpen, met jeugdjaren in Keulen, in Amsterdam lid van de Brabantse rederijkerskamer 't Wit Lavendel. Maastricht was, aldus Endepols, ‘aan zijn Zuid-Nederlanderschap en aan het feit dat het een der oudste Nederlandse steden is, verplicht Vondel op waardige wijze te herdenken.’ En dat gebeurde. In de gemeentebibliotheek werd op zondag 26 september een Vondel-expositie geopend, waarbij onder meer de Commissaris van de Koningin en de Vondelkenner dr. H. Molkenboer het woord voerden. Endepols was tevens lid van het Nationaal Vondel Comité, dat van woensdag 17 tot en met vrijdag 19 november in Amsterdam diverse evenementen en een congres organiseerde, waarbij hij als voorzitter van het Maastrichtse comité aanwezig was. Aansluitend vond op zondag 21 november in de Dominicanerkerk de Maastrichtse herdenking plaats: andermaal een toespraak van dr. Molkenboer, vervolgens declamatie door Paul Huf, die daar ook in de Amsterdamse stadsschouwburg voor gezorgd had, en ter afsluiting reien uit Vondels drama's Noach en Maeghden op muziek van Marius Monnikendam, uitgevoerd door het Maastrichts Stedelijk Orkest onder leiding van Henri Hermans. Maastricht stond op de nationale kaart.Ga naar eind21 | |
De Nederlandse taal primairBij de voorbereiding van het 75-jarig bestaansfeest van het Stedelijk Gymnasium in 1939 dook rector Endepols in het bestuursarchief van de school en diepte daaruit de stof op voor enkele artikelen over de positie van de moedertaal aan het Maastrichtse Atheneum in de jaren 1815-1830. Hij maakte van zijn ANV-hart geen moordkuil en liet duidelijk blijken dat hij voor francofone bestuurders, ook in díe cultuurperiode, weliswaar enig | |
[pagina 22]
| |
begrip, maar weinig waardering kon opbrengen.Ga naar eind22 Dat oordeel kwam voort uit zijn overtuiging dat taal en cultuur onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn. De Franse taal en cultuur implementeren in een Nederlandse gemeenschap leidde volgens Endepols tot een onnatuurlijke scheiding tussen een bevoorrechte bourgeoisie en een brede onderlaag van achtergestelden. Bijna twintig jaar later, op 26 oktober 1955, zou hij het thema hervatten in een rede voor de Koninklijke Vlaamse Academie, waarin hij over de ingewikkelde ‘taaltoestanden te Maastricht op het einde der 18de en in het begin der 19de eeuw’ toch wat genuanceerder en speelser oordeelde. Toen de voordracht in druk verschenen was, reageerde de prominente dialectologe dr. Jo Daan: ‘Van deze finesses wist ik niets af’; ‘dit heeft mijn begrip voor de tegenwoordige toestand in Maastricht en Zuid-Limburg aardig verdiept.’Ga naar eind23 | |
Erkende verdienstenDr. Joseph Endepols werd vele malen onderscheiden. Hij was officier in de orde van Oranje Nassau, officier in de Kroonorde van België, lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, lid van het Utrechts Provinciaal Genootschap, buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie, erelid van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, erelid van de Vereniging Veldeke en van de Vereniging van Limburgse schrijvers te Hasselt. Het ereburgerschap van zijn geliefde stad dankte hij natuurlijk in de eerste plaats aan zijn wetenschappelijke publicaties, in het bijzonder die over het Maastrichtse stadsdialect. In de wereld van taal en letteren was zijn naam gekend en daardoor ook de faam van zijn stad. Met deze onderscheiding werden bovendien zijn publieke functies gehonoreerd. Hij was medeoprichter van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek, lid van de Raad van Commissarissen van de bouwvereniging Sint-Servatius, voorzitter van het bestuur van de Inrichting voor Ooglijders in Limburg (die aan zijn tuin grensde) en lid van de Bijzondere Raad van Sint-Vincentius. Ofschoon niet opvallend participerend in het openbare leven van de stad, nam hij op bescheiden wijze deel aan het kerkelijke en gezelligheidsleven. Zo was hij lid van de broederschappen van Onze Lieve Vrouw Sterre der Zee (al vanaf 1904) en van Sint-Barbara, en bezocht hij liefst wekelijks de Groote Sociëteit aan het Vrijthof om er onder het genot van een geurige sigaar en een mooi glas wijn een kaartje te leggen.Ga naar eind24 Vincentius had een bijzondere plaats in zijn hart. Zijn vader was vicevoorzitter van de vereniging geweest en hijzelf was Vincentiaan vanaf 1903.Ga naar eind25 In de Limburger Koerier schreef hij artikelen over armoedebestrijding door ‘brokkenverzameling’, het inzamelen van tweedehands goederen. | |
[pagina 23]
| |
Samen met Pie Gemmeke (1899-1961), die hem opvolgde als voorzitter van de Vincentiusconferentie in de parochie Sint-Matthias, bezocht hij regelmatig noodlijdende gezinnen. Beider bekommernis om de armen maakte hen tot vrienden. Toen Endepols 65 jaar werd, liet collega Gemmeke een doosje sigaren bij hem bezorgen: ‘een kleinigheid / in dezen tijd’, - het was oorlog. Endepols repliceerde gevat:
Eure sigarezege / Maakde mieg gans verlege!
leg kèn dao mèr op reagere / Door vol dank te assurere:
Bij ellek trèkske, dat ieg daon, / Es ieg e sigeerke rouke gaon,
- E groeter plezeer / Es borrel of beer! -
Zal iech dinke nom de Pie! / Aon de veurzitter van de conferentie
Adie!
J. Endepols
Vermeldenswaard is nog dat Endepols een in het Maastrichts geschreven brochure ontworpen heeft, gewijd aan de stichter van de Vincentiusverenigingen, Frédéric Ozanam (1813-1853), ‘mèt de hoop tot (...) heer 'n hiel wèrrem pläotske in het hart krijg van de Mestreechteneers, in het biezunder van de Mestreechter jonglui’.Ga naar eind26 Eigenlijk verbaast het dat Endepols, een parel aan Maastrichts stedekroon, pas vijfentwintig jaar na zijn dood geëerd werd met een straatnaam: het Endepolsdomein in Randwyck.Ga naar eind27 | |
[pagina 24]
| |
Sijt werckende nerstelike - Ex libris Jos. Endepols. [RHCL, AE, doos 7] [nerstelike: naarstig, ijverig]
|
|