een nauwsluitend lijfje waar mijn volle borsten uitpuilden. Ik was bijna transparant van geluk. Het was alsof de ruimte om ons heen steeds groter werd en de zwaarte van iedere dag in kleine brokjes van mij af viel. Op een podium, verborgen achter een zwaar gordijn, zat het orkest. De muziek dreunde in mijn hoofd en tot in mijn tenen. Een zangeres met schelle stem zong van de stier en de koe, de reu en de teef, de beer en de zeug en tenslotte van de kater die de kat besprong. Ha ha ha, ha ha ha, ha ha ha, was het ritmisch antwoord van de drummer. Ha ha ha, zongen de jongens, de stier, de beer, de reu en de kater.
Ik werd wakker van de geluiden die uit de badkamer kwamen, rekte me uit en stootte met mijn elleboog tegen de houten rand van het bed. Ik sloot mijn ogen weer en probeerde het geluk en de vrijheid die ik geproefd had, vast te houden. Ik deed nog een poging om de jongens gezichten te geven maar Max kwam in de hut, tikte op mijn schouder en zei dat we ons verslapen hadden.
Aan het ontbijt kregen Selvik en de tweede stuurman ruzie met elkaar over het nachtelijk alarm. Ze gaven elkaar over en weer de schuld terwijl ik dacht dat de elektricien debet aan de storing was. Omdat het vrij heftig en in het Noors ging, verstond ik de helft niet. Max en ik hadden in zoverre vrede gesloten dat we deden alsof er niets gebeurd was. Toen die twee weg waren, vroeg ik wat er aan de hand was.
‘Wij zijn vannacht bijna geramd door een tanker.’
Hij keek recht op zijn bord, het hoofd gebogen, alsof hij nog kwaad was.
‘Hoezo?’
‘Als je midden op zee zonder lichten vaart kan dat nog wel even, maar in zo'n drukke vaart als het Ka-