‘Jezus was toch zelf een jood.’
‘Dus God was ook een jood?’
God een jood? Hoe zat dat dan? Was God een jood? Maar het antwoord op zijn vraag was al niet meer nodig.
‘De duivel heeft hier alles verpest. Die heeft de aarde verpest. Hebben de joden ook een hemel?’
‘Als jij en ik een hemel hebben dan hebben de joden die ook.’ Waarom negeerde Hanekamp mij?
‘Ik ga liever naar de hel. Ik heb al zoveel geleden op aarde en dan weet je al wat de hel is. De hemel daar weet ik niks van.’ Hij boog weer zijn hoofd. Zijn ongekamde blonde haren staken naar alle kanten.
‘Kom, we gaan boetseren.’
Maar de homp klei die ik voor hem op tafel zette, raakte hij niet aan. Was Hanekamp ontevreden over mijn werk? Had een van zijn patiënten zich over mij beklaagd?
‘In de hemel heb ik toch niks te zeggen. Daar is God de baas, net als hier.’
‘Wat zou jij doen als je veel macht had?’
Ik pakte zijn handen vast, keek hem aan en probeerde zijn aandacht te vangen. Een moment priemde zijn blik zich in de mijne. Maar hij trok zich terug en boog weer het hoofd. Wat doe ik hier, dacht ik. Zijn noodlottig leven, zonder enig uitzicht, verlamde me. Moest ik mijn handen niet troostend rond zijn gezicht leggen? En toch voelde ik op dit moment geen spoor van bezorgdheid, zijn ongewassen uiterlijk wekte eerder afkeer bij me op. En daar krijg ik salaris voor, dacht ik.
Frits tilde zijn hoofd weer op en boog naar me toe.
‘Zuster, denkt u nooit: was God maar hier? U weet toch dat ik geen macht heb. Ik zit hier in een gekkenhuis en heb niet eens geld. Geld is macht, dat weet u toch ook. Als je geld hebt kun je een pistool kopen en jezelf door