| |
| |
| |
Grote Staat, Kleine Staat en Wolfstraat
| |
Lieve Max,
Maastricht, 4 december 1993
Loop ik niets vermoedend door de Grote Staat, zie ik dat Maison Groutars per 1 januari gaat sluiten. Opheffingsuitverkoop staat er op de ramen. Ik schrik ervan. Die merkwaardige grijze gevel met donkerrode gietijzeren pilaartjes ervoor is zo'n vertrouwd beeld dat ik er in geen jaren naar gekeken heb bij wijze van spreken. Nu weet ik dat ik mij er altijd bewust van ben geweest dat deze zaak zo'n vast punt is op mijn wandelingen door de Staat. Het is de zoveelste familiezaak die verdwijnt. Wat zal er voor in de plaats komen? Weer een kledingzaak op Amerikaanse leest geschoeid? Ik word er weemoedig van. Maison Groutars was voor de deftigheid. Al sinds 173 jaar. Ik heb er nooit iets gekocht maar wat zou dat? Gelukkig dat Bury er nog tegenover ligt met die eikehouten voorgevel. Volgens de eigenaar - nog steeds een Bury - hebben zijn ouders in 1913 de zaak opgericht. Eerst zaten ze in het pand op de hoek van de Vijfharingenstraat-Grote Staat, waar de schoenenzaak Mondiale gevestigd is. (Inmiddels opgeheven.) De zaak waar Bury nu verkoopt, was aanvankelijk zo groot, dat de helft aan de Bata werd verkocht. Aan de buitenkant is nog goed te zien dat het vroeger één pand is geweest.
| |
| |
Op de hoek Spilstraat-Grote Staat, ongeveer naast Bury, was tot voor enkele jaren nog Schoonbroodt waar je prachtig porselein en aardewerk kon kopen. Nu is daar de zoveelste jeansboetiek. De ene na de andere particuliere zaak verdwijnt om overgenomen te worden door een concern van wereldnaam zodat het Maastrichtse gezicht in de binnenstad langzaam gaat verdwijnen. Maar ik vrees dat het grote geld de principes opslorpt. Ik heb gehoord dat Maastricht het duurste winkelcentrum van Europa is geworden. De winkeliers die ik naar huurprijzen vraag, zeggen allemaal daar niets van te weten. Vroom en Dreesmann, C & A, en de Hema zitten al decennia in Maastricht en die zullen ook wel blijven. Zo ook Pieters-Dortu voor herenkleding. Maison Louis, de buurman van Maison Groutars, bestaat in maart 1994 al 115 jaar. Die moeten we dus in ere houden. Vroeger adverteerden ze altijd met dezelfde annonce waar een mannetje in getekend stond, ik herinner me dat nog wel. Marie Notten, mijn vriendin van de Van Hasseltkade, werkte er als jong meisje met de kleermakers die daar het vakwerk leverden. Zij vertelde me dat er op een dag een mevrouw van buiten de stad kwam. Toen ze de baas van de zaak zag, riep ze verheugd: ‘Oh, noe zeen iech 't, geer zeet sjus Maison Louis oet de gezèt’ (krant).
Als je vanaf het Vrijthof de Grote Staat inloopt heb je meteen aan de rechterkant, naast Snacksons (wat een ramp), de kunsthandel van Dejong-Bergers. Nog net geen honderd jaar, maar wegens gebrek aan opvolging heeft die ook de langste tijd gehad. (Inmiddels in andere handen overgegaan.) De overbuurman, goud, zilver en
| |
| |
horloges Heygele, zit geklemd tussen de kledingzaken Amice en Hout-Brox. In welke stad is nou niet Dixons (foto's) of het Kruitvat, Hoyng, De Slegte? Zij, Hij, Bata of Van Haren? Heel lelijk zijn de gevels in de Staat, boven de etalages. Alsof je door een afbraakbuurtje loopt. Het gemeentebestuur stimuleert nu om die ruimtes weer geschikt te maken voor bewoning maar of dat zal lukken is de vraag.
Tot in de jaren zestig was er tegenover de schoenenzaak van Durlinger een café waar mij de naam maar niet van te binnen wil schieten. Ik ging er vaak zitten om te schrijven. Het interieur was overwegend bruin met van die Perzische tapijtjes uit Antwerpen op de tafeltjes. Er waren meestal twee obers, een daarvan staat me nog wel voor de geest: een kleinere man met donker achterover gekamd haar. Weet jij nog de naam van dat café?
Terwijl veel mensen nu Sinterklaasinkopen doen op 4 december, wandel ik verder door het centrum. Naar de Kleine Staat, waar op de hoek van de Munt sinds tachtig jaar de piepkleine zaak van opticien Schmeck zit met een prachtig houten geveltje en glas-in-loodraampjes. Vroeger deed hij ook in fotografie maar hij is op die markt weggeconcurreerd door de Hema die enkele panden verderop ligt. De eigenaar van Schmeck zegt nog net het hoofd boven water te kunnen houden. De mensen lopen wel graag wandelend hier voorbij maar hij wijt de teruggang van klandizie aan het veranderd koopgedrag. Is het Dinghuis nu het einde van de Grote Staat of het begin van de Kleine Staat? Ik heb er geen idee van waar dat pand toe heeft gediend. De mergelornamenten in de gevel zijn en- | |
| |
kele jaren geleden nog door mijn overleden broer Marcel gemaakt. Vroeger had je onder de grote trappen de Poesjenellenkelder van Pieke Dassen. Tegenwoordig is er de VVV gevestigd. Mooi gerestaureerd en dagelijks druk bezocht door toeristen. De oudste zaken in de Kleine Staat zijn Foto Daniëls en Boekhandel Veldeke, als vaste punten met het verleden, maar ook, bijna onopvallend de winkel met het uithangbord Haut, juweliers sinds 1830. Mijn moeder kocht er ooit een gouden horloge. Ik kan me nog nauwelijks herinneren dat er tot in de jaren vijftig de dancing Carlton tegenover lag. Er hing een mysterieuze sfeer omheen, maar misschien was dat wel het stadse onbekende voor mij. Niet ver daarvandaan, in de Wolfstraat, was een echte nachtclub. Op de ramen hingen foto's van danseressen in wufte kleding waar ik als katholiek meisje niet naar mocht kijken. Van 1961 tot 1964 woonde ik in de Wolfstraat op nummer 32 waar nu café De Bóbbel is. Zowat dagelijks passeerde ik deze ‘poel des verderfs’. Later was er nog enkele jaren een brave lunchroom met rode stoeltjes die plotseling verdween. Ik heb er eens een gesprek gevoerd met de dichter Leo Herberghs om hem
over te halen voor zijn vijftigste verjaardag op te treden. Hij werkte toen nog bij De Limburger. Maar Leo Herberghs is een man van de natuur en het lange wandelen. Hij zat derhalve wat onwennig in dat interieur. Ik ook trouwens. Hoewel dus de Wolfstraat de nodige wisseling van zaken ondergaat, is de sfeer er toch meer Maastrichts en intiem gebleven. Dominant in de straat is natuurlijk het grote pand waar vroeger De Limburger zat. Nu klapperen er de plastic vellen voor de ramen om de bouwvakkers tegen de tocht te beschermen.
| |
| |
Er gaan geruchten dat C & A er tijdelijk in zal trekken. (Noot: is in 1994 inderdaad een feit geworden). Markant is de bloemenzaak van Frissen-Pieters die sinds 1847 op die plaats staat en die zich hofleverancier mag noemen. In mijn Wolfstraat-periode liet ik hun hond Silvie vaak uit en hielp ik in tijden van grote drukte mee in de bloembinderij. Die Silvie had de eigenaardige gewoonte om de anjers op te eten. Lastig in zo'n zaak. Hij bietste ze ook wel uit de etalage. Nu is de achterkleinzoon van Frissen de eigenaar. Toen liep grootvader Smeets er nog rond die indertijd trouwde met de dochter van Frissen. In de serre achter de winkel stond een ananasplant die, naar grootvader Smeets mij ooit vertelde, bijna zo oud als de zaak was. Toen ik er onlangs nog eens binnenliep was die, met het oude interieur, verdwenen. Ofschoon ik nog maar weinig koffie drink, snuif ik toch graag de geuren op die uit de koffiebranderij van Blanche Dael komen. Ze horen echt bij de Wolfstraat. Nummer 32 is er maar twee panden vandaan. In de morgen stegen de koffiegeuren naar boven en in de middag, als het Chinese restaurant (ook al verdwenen) op gang kwam, de Aziatische etensgeuren. Blanche Dael, waar je het branden van de pinda's in de etalage kunt volgen, bestaat ook al honderdzestien jaar maar is aardig met de trend meegegaan. Ze importeren wel hondervijfentwintig theesoorten waar ze zelf melanges van maken. Wat dacht je van ‘De droom van Maastricht’? Dat is een mengsel van vruchten en bloemen.
Weemoedig en lyrisch word ik als ik denk aan het winkeltje van Freddy Broekhuijsen tegenover De Bóbbel. Ge- | |
| |
garandeerd de eerste boetiek, als het niet van Nederland is dan toch zeker van de provincie. Zo ongeveer ook het kleinste winkeltje. Je kon je er nauwelijks in keren. Legendarisch bijna was zijn collectie snuisterijen, sieraden, sjaals en speciale lapjes stof en wie een origineel cadeautje zocht, slaagde zeker bij hem. Eind jaren vijftig moet hij daar gekomen zijn. Nu stikt het van dat soort winkels maar toen was dat nieuw. Later betrok hij een ruimer pand op de hoek tegenover café Au mouton blanc aan de Kersenmarkt. (Dat ook al sinds 1767 bestaat). Juwelier Weltens verkoopt ‘pas’ sinds vijfenvijftig jaar in de Wolfstraat. Zijn vrouw zegt niet mee te willen doen aan de hausse om de zaak voor duur geld te verkopen. ‘Wij blijven’, zegt ze. Ook zij wijt de veranderingen van kleine naar grote zaken aan het koopgedrag van de klant. Weet je nog dat - ook de koekfabriek van Franssen in de Wolfstraat was? In de etalages lagen alleen maar peperkoeken in allerlei soorten en vormen. Ook daar rook de Wolfstraat heerlijk. Mooi vond ik de koek in hartvorm die mij vooral aansprak wanneer ik verliefd was. In die zin heb ik natuurlijk spannende en verdrietige herinneringen aan de Wolfstraat. Ik woonde er samen met Marie-Therèse uit Epen en Irene uit Schaesberg bij de familie Pie Bartelet. Overdag zaten Pie en Christien samen in de slijterij, vrijwel in het donker, terwijl boven hun hoofden de jongemeisjesdromen en verlangens verscheurd of gestild werden. Soms hielden we een dansavondje maar dan op sokken om hen niet te storen. Melancholie overvalt mij nu, als ik aan die twee denk omdat ze een tijdje deel hebben uitgemaakt van mijn paradijselijke jeugd. In feite was ik toen natuurlijk vaak hevig ongelukkig maar dertig jaar la- | |
| |
ter... ja je weet toch ook wel hoe dat
voelt. Geen wonder dat Christien Bartelet, als we verlof vroegen om een feestje te organiseren, uit de grond van haar hart kon zeggen; ‘Meh zeker, geer zeet jónk, geer moot uuch ammezere’. Zij kon het weten.
Rosalie
| |
Lieve Rosalie,
Sint-Michielsgestel, 22 december 1993
Je brief over de Maastrichtse winkelstraten bij uitstek - Grote en Kleine Staat en Wolfstraat - maar vooral de daarin door jou genoemde namen van gerenommeerde etablissementen als Groutars, Bury, Dejong-Bergers, Pieters Dortu (in Maastricht ook wel genoemd Pieters deur tow), Maison Louis, Frissen-Pieters en Blanche Dael, hebben bij mij weer menige herinnering wakker gemaakt. Gevoelens van heimwee kunnen lekker als een warme rilling door je lichaam lopen. Ik ben in Maastricht ook vaak op het nostalgische pad omdat het me zo aangenaam pijn doet, want ik kan zwelgen in het verleden.
Wat het Dinghuis betreft zal ik je maar eerst uit de droom helpen: het was vroeger korte tijd domicilie van het Hoog Brabants Gerecht en van het Hoog Luiks Gerecht die er recht spraken. Je weet dat Maastricht lange tijd onder twee heren viel: de bisschop van Luik en de hertog van Brabant en beiden hadden een eigen rechtspraak. (Ding van dingen = rechtspreken, zie kort geding).
| |
| |
Dr. Edmond Jaspar schrijft in zijn ‘Kint geer eur eige stad?’ dat het Dinghuis altijd ‘verkierdelik’ is genoemd 't Aajt Stadhoes, want de vroede vaderen hebben er nooit in geresideerd. Nu zit de VVV erin. Laatst was ik er nog op bezoek bij mijn vriend Guill. van Lijf die er directeur van is. Die heeft er op de tweede etage een machtig mooie kamer, bijna net zo mooi als het Maastricht dat hij propageert tot in de verste uithoeken van onze aardkloot. ‘Soms lijkt het erop dat hij naar de smaak van veel Maastrichtenaren daarin te ver gaat, want vooral in de zomermaanden hoort men ze klagen dat ze ‘eus Mestreech’ bijna niet meer terug kennen met al die vreemden in hun stad. ‘Ocherm.’ Van Lijf verwierf zich in de jaren vijftig vermaardheid toen hij de Maastrichtse komische opera ‘'l Zawwelore’ schreef die wij als scholieren van het Henric van Veldekecollege opvoerden. Hij bevatte onder anderen het lied ‘Keuning de Zawweleer dee is zien dochter zeuke’. Dat werd tijdens carnaval allerwege uit volle borst gezongen waarbij in plaats van zeuke ook wel eens wat anders werd gezongen. Ook ver buiten de stad maakte het furore. Zo sliep ik eens met mijn vrouw Ine in Den Helder, toen daar om twee uur 's nachts onder ons hotelraam een koortje het lied ten gehore bracht. Ik speelde indertijd in de opera de rol van Servee de Sjeurendeerser. Ik ken zelfs het hele oeuvre nog uit mijn hoofd. Maar dit even terzijde. Als ik me niet vergis heette de lunchroom van V & D vroeger Indelandscroon, dat was in de Grote Staat de zetel van de stadsregering. Staat is trouwens het woord voor ‘stat’, wat betekent de plaats waar het bestuur of de regering zetelt. Waar nu de schoenenzaak Durlinger is gevestigd stond in vroeger
da- | |
| |
gen de Sint Joriskapel. Eerder werd de Grote Staat dan ook Sint Jorisstraat genoemd. Het café waar je over schrijft heette ‘In de prins van Oranje’. Vroeger zat er een gevelsteen in het pand ‘In den Gulde Spore’ en nog langer geleden heette het ‘In den haan met de Gulden Spore’. Daarnaast lag het smalle Sporenstraatje, vandaar waarschijnlijk die benaming.
Als ik met de fiets naar school ging in de Helmstraat, kwam ik uit het Leliestraatje en dan reed ik zo wat op tegen de gevel van een winkel die ‘De stad Parijs’ heette en waar in de etalage altijd baretten en hoeden stonden. Bestaat die winkel eigenlijk nog? (Neen dus, zoals ik zat erdag 8 januari bij een bezoek aan Maastricht kon vaststellen). Je had er ook nog de cinema Royal, waar in onze ogen altijd de gewaagdere films draaiden. De bravere - en meestal ook kwalitatief hoog staande - films kwamen terecht in de ‘katholieke’ bioscopen Mabi en Lux. De caissières waren er ook altijd wat minder opgedirkt. De Royal had een nooduitgang in het Leliestraatje. Daar hing op vier meter hoog een bordje met ‘Verboden hier te wateren.’ Alsof je zo hoog kon komen.
Bij Groutars heb ik ooit eens een beige trui gekocht. Toen in de afgelopen maanden de winkel wegens opheffing uitverkoop hield, viel het me op hoeveel mensen er opeens kwamen terwijl de zaak voordien altijd leeg was, waarschijnlijk omdat de prijzen er redelijk aan de hoge kant waren. Sinds 1830 ging de zaak Groutars over van vader op zoon maar aan die traditie is dus nu een einde gekomen. Het schijnt dat de merkwaardige ronde
| |
| |
en halfronde gietijzeren zuiltjes, bij een verbouwing in 1880, op de bestaande woonhuispui zijn aangebracht. In de Muntstraat is ook een winkel met een dergelijke voorgevel.
Als jongens belden we de Carlton wel eens op met de vraag of ‘menier Pieters’ er misschien was. Aan de hoorn van de telefoon hoorde je dan de portier wegsloffen en na lange tijd weer terugkomen met de mededeling dat er geen menier Pieters was. Zo herhaalden we onze vraag enige malen op een avond totdat we belden en zeiden: ‘Hijj met Pieters, heet eine veur miech opgebeld?’. Een jeugdzonde.
In de Wolfstraat had je inderdaad een nachtclub, die naast het gebouw van De Limburger lag. In de nachtdienst op de krant gingen we via een plat dak naar de koepelramen van de nachtclub. Dan lagen we vol verwachting op onze buik te kijken of we misschien zo'n schaars geklede hoeladanseres konden zien, maar bij mijn weten hebben we dat geluk nooit mogen proeven, dus konden we ons slechts verlustigen aan de foto's in de ramen aan de voorgevel. Bij De Limburger hebben we 's nachts menig keer gespookt. Ook richtten we er wel eens de brandslang de Wolfstraat in en spoten er aldus alle voorbijgangers uit. De dag erop moesten we dan bij de directeur komen.
Ja, de goede Freddy Broekhuijsen. Die stond meestal aan de deur, vriendelijk lachend naar elke voorbijganger. En Blanche Dael. Dat die winkel het nog heeft kunnen bolwerken. Ine is er gek van. Die kan wel een uur staan kijken in de etalage naar al die koffie- en theeserviesjes die er worden geëtaleerd. In de Wolfstraat had je vroeger
| |
| |
ook nog een winkel die volgens mij Van Dijk heette - ik geloof dat er nu een tweedehandsboekhandel in zit - en die monsterlijke dingen verkocht van koper enzovoort. En in de Kleine Staat had je de Grand Bazar, een filiaal van de Luikse winkelketen, met een machtig mooie gevel en in de winkel een smeedijzeren trap. Daar zit nu V&D.
Ik heb de neiging wat wirwarachtig door de drie straten te lopen. Je schrijft dat je in de Wolfstraat de koekfabriek van Franssen had. Maar dat is niet zo. De koekfabriek zelf lag meen ik aan de Glacisweg. In de Wolfstraat werden slechts de produkten verkocht. Bij ons thuis wilden we niets anders dan de koek van Franssen, die zo zacht kruidig rook. De heer Franssen was een vermaarde Maastrichtenaar: iets hoogs bij de carnavalsvereniging de Tempeleers en bij de Koninklijke Harmonie. Met zijn zoon Louis (Loe) heb ik nog een tijdje in Nijmegen gestudeerd. Daar kaartten we vooral: toepen om aldus de kost te kunnen verdienen. Er was ook George Hermans bij, mijn kamergenoot die nu werkt bij de gemeente Maastricht en Jan Mans, die nu burgemeester van Enschede is. Die hebben het verder geschopt dan ik, maar ik ben tevreden.
Max
|
|