De Witte was een rasechte Maastrichtenaar, die zelfs de familienamen in het Maastrichts vertaalde. Zo was er in die dagen bij de ENCI een Hollander als directeur, een zekere Haasnoot die dus bij Van Hees aldra Haosneut heette. Het begint langzamerhand meer over de familie Van Hees te gaan dan over de Louwberg, maar het zijn dan ook legendarische mensen die ik in onze correspondentie beslist niet wil overslaan. We hebben er een aantal onvergetelijke carnavals mee gevierd en vroeger, toen we nog kinderen waren, uitstapjes mee gemaakt.
Aan het huis de Campagne, heb ik ook heel oude herinneringen. Ik was lid van wat toen werd genoemd de Jongeherencongregatie (en een jongeheer hadden de meesten van ons), die werd bestierd door de paters jezuïeten. De Campagne was vroeger van de jezuïeten en eens in het jaar hielden ze er zogenoemde bezinningsdagen voor de leden van de Jongeherencongregatie. De bezinning is me niet meer bijgebleven, wel de heerlijke eindeloos aangelengde koffie en de boterhammen met peperkoek. Pater Mulders en later pater Douven waren de bezielde geestelijke leiders van de congregatie. Ik hoor Douven nog met een zalvende ‘r’ zeggen dat ‘de congregatie een intregerend deel van het schoolleven moet vormen’. Sommige uitspraken blijven je om onduidelijke redenen tot in lengte van jaren bij. Zo was ik eens, toen mijn haren al op zeer jeugdige leeftijd begonnen uit te vallen, op bedevaart getogen naar het genadeoord Banneux teneinde me te voorzien van enige flessen gewijd water (Silvikrin was nogal duur en hielp ook geen donder) om die over de benarde hoofdhuid te kunnen sprenkelen. Vanuit Maastricht werden de bedevaarten georganiseerd door een