instelling heb ik de wankele schreden gezet naar de klassieken zonder overigens het einddiploma te behalen, want vroegtijdig werd ik er vandaan gestuurd.
Ik kan me de lay-out nog precies herinneren. Je had er een cour achter een smeedijzeren hek en links lag het gymnasium. Aan de hoofddeur was een reusachtige koperen bel bevestigd, die door de portier werd geluid bij het wisselen van de lessen. Die portier, Harie Veugen, woonde in het gebouwtje, waarin nu het door jou genoemde eethuisje Pico Bello is gevestigd. Welke functie het vroeger heeft gehad, kan ik niet achterhalen, maar ik denk dat het behoorde tot het Dominicaner klooster.
Op het Stedelijk Gymnasium zaten zonen en dochters van de zeer gegoede, overwegend liberale, burgerij, waartoe ik me overigens niet wil rekenen. Je was haast een antichrist als je erop zat. In mijn tijd - zeg maar midden jaren vijftig - zaten we met welgeteld drieënzestig leerlingen op de school. Je had daar debating-clubs en het schoolblad heette ‘Pons Antiquus’. De vierde klas had drie hele leerlingen, wier namen ik nog zo zou kunnen noemen: twee jongens en een meisje. Een van de jongens was Theo van Kan, die het later nog eens tot Prins Carnaval heeft geschopt.
Je vraagt me of ik de voetballer Math Boelen heb gekend. Tot mijn schande moet ik ontkennend antwoorden en eerlijk gezegd geloof ik niet dat hij ooit voetballer is geweest. Maar Willy Brokamp heb ik wel nog zien schitteren. En vooral niet te vergeten ons aller Gerard Bergholtz, alias Pummy. Dat was een karaktervoetballer die als een stier te keer kon gaan en die voetbalde bij MVV, later