| |
| |
| |
Waar het Maastrichts is gebruikt, is de spelling aangehouden van de Diksjenaer van 't Mestreechs
| |
| |
opgedragen aan Henric van Veldeke en het Mooswief
| |
| |
| |
Vrijthof
Lieve Max,
Maastricht, 30 september 1992
Het was in 1965 dat ik aan boord van een Zweedse boot ergens op de Stille Oceaan voor een grote landkaart stond en me afvroeg waar te gaan wonen op deze wereld als de lange reis ten einde was. Ik had voor ieder land in Europa kunnen kiezen, zelfs voor Amerika of Australië, maar ik koos voor Maastricht. En daar heb ik tot op heden geen spijt van gehad. Eerder had ik al drie jaar op kamers in de Wolfstraat gewoond maar dat had toch meer een voorlopig karakter. In april 1966 betrok ik de bovenwoning van een pand in het Quartier Latin van Maastricht, in de buurt van de Toneelacademie, de Jan van Eyck en het Conservatorium. Dagelijks liep ik naar de binnenstad, langs het Gouvernement, door het Sint-Servaasklooster, over het Henric van Veldekeplein en het Vrijthof. Soms ging ik midden op dat grote plein staan, toen nog vol geparkeerde auto's, maar omringd door bomen, kerken en huizen. Daar voelde ik de historie en de sfeer van de stad zoals die ook in Aken, Luik en Tongeren is. Maastricht, niet het achterland van de Randstad, maar deel van een Euregionaal centrum. Vandaag, de laatste dag van september, heb ik weer die route vanaf de Tongersestraat gelopen en gedacht aan middeleeuwse vrouwen die hier de bidweg naar het graf van Sint Servaas maakten, want zo oud is die omgeving nu minstens. In plaats van auto's staat er nu een kiosk op het Vrijthof
| |
| |
en terzijde, ongeveer bij de ingang Bredestraat, een fontein. Verder is het een geasfalteerde vlakte die om meer aankleding vraagt. Onder de bomen liggen al wat dorre bladeren. Het is bijna niet te merken dat de herfst zo'n tien dagen geleden is begonnen. De terrassen zitten nog vol toeristen en ‘vutters’, die van de zon genieten, alsof het nooit winter zal worden. Ik heb een tafel uitgezocht achter een raam van restaurant Gauchos. Vroeger was dit restaurant Du Casque maar alleen de bruine houten lambrizering en het hoge plafond met balken doen nog denken aan vroeger dagen waarin de chic van Maastricht hier keuvelend commentaar uitwisselde. Het hotel functioneert nog wel onder de oude naam maar het restaurant Gauchos maakt nu deel uit van een Argentijnse keten. Sinds Maastricht zo in de belangstelling staat en naam maakt als Europese stad, heeft het kapitaal hier zijn klauwen uitgestoken. De zaken met vertrouwde namen worden opgekocht en voorzien van een clichématige, schreeuwerige aankleding van de voorgevels die je tegenwoordig overal ziet. Op de hoek van de Grote Staat en het Vrijthof is nu een ‘fastfood-restaurant Snacksons’ gevestigd. Daar tegenover, op de hoek Vrijthof-Helmstraat waar tot voor kort Hotel Dominicain was, wordt een internationale pizzatent ingericht. De nieuwe terrasstoelen staan nog ingepakt op de stoep. Veel zullen ze dit jaar niet meer aan klandizie krijgen, daar is het al te laat voor in het seizoen.
De Vrijthofterrassen zijn bij tal van Nederlanders bekend. Toen ik hier kwam wonen was het al zeer ‘in’ om ‘een terrasje te pikken’. Ik heb er altijd een hekel aan gehad om op straat te zitten en voorbijgangers te bekijken.
| |
| |
Vooral omdat ik zelf niet zo bekeken wil worden. Die terrassencultuur is nu uitgebreider dan ooit tevoren want in de zomer zitten ze hier met duizenden. De uitbaters hebben enorme parasols aangeschaft zodat bij plensbuien de stoelen nog bezet zijn. Bij enkele zaken zijn zelfs verwarmingselementen onder de overkapping aangebracht.
Het valt me nu pas op dat de kraampjes, die al jaren bij de ingang van de parkeergarage staan, het zicht op het plein verstoren. Stond er voorheen één bloemenkraam en misschien wel twee, nu kun je hamburgers en hot dogs kopen, naast vis, noten en Italiaans schepijs. Ook de kiosk, waarop af en toe een fanfare of een band speelt, is eigenlijk een storend element dat wat verloren in de ruimte staat. Het verkeer, dat vroeger hier voorbij raasde, wordt nu uit het centrum geweerd. Ooit dacht men dat er op deze plek een kerkhof was. Ergens in de diepte, voor het gebouw van de territoriaalcommandant, met z'n kleurige bloemenbakken, liggen de beenderen van enkele Maastrichtenaren keurig in zand te rusten. Ik heb ze gezien bij de opgravingen, jaren geleden, toen de Vrijthofgarage werd gebouwd. Ik keek geboeid naar de vorderingen en probeerde mij voor te stellen hoe de stad er tijdens hun leven uitzag. Wie lag daar en hoe waren ze gestorven? Is daar ooit een antwoord op gevonden?
Twee meisjes met veel bagage zitten op de trappen bij de Sint-Servaaskerk. Boven de toppen van de platanen rijzen de drie torens uit van de Sint-Jan en de Sint-Servaas. Zelfs op deze doordeweekse woensdagmorgen wordt er onder de bomen geflaneerd. Modieus geklede jongeren en oudere dames met hoeden. De Maastrichtenaar ‘kleedt’ zich om naar de stad te gaan. De zon
| |
| |
schijnt zo fel op de rode geraniums in de bakken dat het bijna pijn doet aan de ogen. Gisteren werd nog mist en lichte regen voorspeld, maar zoals je weet komt de Hilversumse weervoorspelling in het zuiden meestal niet uit.
Enkele panden hiervandaan staat de nieuwe Maastrichtse schouwburg. Ooit was dit pand een klooster van de Wittevrouwen en woonde Mariken van Nieumeghen er als non. Nu is het prachtig gerestaureerd. Zondagavond was ik in de schouwburg. Toen ik in de pauze buiten stond kon ik zien hoezeer dit gebouw, met z'n feeërieke verlichting, allure aan het Vrijthof geeft. Het zag er zo werelds maar ook zo intiem uit.
Om een andere kijk op het plein te hebben ben ik naar restaurant Monopole gegaan waar de modernisering haar beslag heeft gekregen. Schrootjesplafond en quasi-Jugendstillampen. Het is zo druk als op een zomerse dag. De serveersters met dikke beurzen onder hun schortje hebben nauwelijks tijd om adem te halen. Ik bestel een tosti. Om mij heen een groep Duitse huisvrouwen die een dagje Maastricht bezoeken. Ze kwebbelen, lachen en discussiëren over de marken en guldens. Van hieruit heb ik zicht op de Perroen. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik nog steeds niet weet wat die zuil voorstelt. Er zitten vaak jonge mensen en kinderen op de ruggen van de drie leeuwen die aan de voet van het beeld staan. Het Amsterdamse monument op de Dam in miniatuur. Vijf Japanse meisjes van de Teikyo-universiteit slenteren er omheen. Je ziet ze in groepjes door de hele stad lopen. Sommigen wat kostschoolachtig gekleed, anderen durven al iets westers te dragen. Ze vallen op in het straatbeeld
| |
| |
en herinneren mij er aan hoe vreemd en bekeken ik me voelde toen ik in 1965 enkele malen Japan bezocht.
De Momus, vroeger een stijlvolle zaak met grandeur, is sinds enkele jaren een disco. In de jaren zestig heb ik er vaak carnaval gevierd. De muziek, de verliefdheden, de geur van oude lappen en gordijnen en de zweetlucht die er onder vandaan kwam, dat alles is aangenaam in mijn geheugen gegrift. Ik heb er met half Maastricht gedanst en intussen is De Momus wel een stukje van mijn verloren paradijs geworden.
De meest herkenbare zaak aan het Vrijthof is In den Ouden Vogelstruys. Veel is er in de loop der jaren aan het interieur niet veranderd. Ik heb mij laten vertellen dat er in het jaar 1312 al een herberg op die plek stond. De huidige Struys is uit 1730. Aan de muren hangen nog steeds de veertig tekeningen die Frans Vos er maakte tussen 1957 en 1963. Heb jij de legendarische Piele Hameleers uit de Platielstraat nog gekend? Die hangt er ook. Toen ik eens een naambordje in zijn winkel bestelde haalde hij, voordat ik wegging, een doosje ergens vandaan. ‘Mooste noge knepke, kinneke?’ vroeg de charmeur en presenteerde me een snoepje. Dat winkeltje van hem kan ik nog dromen en ook zijn verschijning als Franse Gendarme tijdens de Petit Parisfeesten. Zo moeten er, wat mij betreft, tot in lengte van dagen, enkele rustpunten in de stad blijven, vooral op het Vrijthof. Stel je voor dat de Struys een Mc Donalds-restaurant zou worden.
Een accordeonist stroopt de terrassen af om een bijdrage nadat hij zijn melancholische muziek heeft gespeeld. De duiven die 's winters op de roosters van de parkeergarage de warmte opzoeken zitten nu gewoon
| |
| |
op het asfalt in de zon en laten zich voeren zoals dat in alle grote steden gebeurt.
De door mij bestelde tosti laat langer dan een half uur op zich wachten. De bediening draaft, serveert en rekent af. Mijn geduld wordt erg op de proef gesteld. Ik ben blij als ik een tijdje later weer naast mijn fiets onder de bomen van het Vrijthof sta. Rond de Perroen liggen kartonnen bekers met rietjes uit de snackbar aan de overkant. Een jongen voegt er met een achteloos gebaar nog een aan toe. Drie oudere dames met fototoestel overleggen met elkaar. Ze kijken naar de zuil en om zich heen. Een ruime zestiger die op de trappen zit wordt aangesproken en knikt. De dames overhandigen hem het toestel en poseren met een van de drie leeuwen in hun midden. Over vijftig jaar zegt iemand: ‘Kijk dat was mijn grootmoeder op het Vrijthof in Maastricht’ waarna het kiekje weer wordt opgeborgen in een oud sigarendoosje. Van de maker en de getuige, daarvan zal niemand weet hebben.
Rosalie
| |
Lieve Rosalie,
Sint-Michielsgestel, 15 oktober 1992
Met je beschrijving van het Vrijthof heb je me aardig op het verkeerde been gezet. Ik dacht dat je het eerst over de Helmstraat zou hebben, dus heb ik al een paar nachten in bed liggen woelen bij de herinneringen die over die straat bij me opkwamen. Waar je al niet wakker van kunt liggen.
| |
| |
Maar van de Helmstraat naar het Vrijthof ‘il n'y a qu' un pas’. Zelfs kost het me niet de minste moeite het oversteekje te maken. In het begin van de jaren vijftig zat ik immers op het Stedelijk Gymnasium in de Helmstraat (inmiddels afgebroken) en gingen we tijdens de pauzes net als jouw Japanse meisjes op de trappen van de Perroen zitten. Om meteen je vraag te beantwoorden: de Perroen was het teken van de wereldlijke macht van de bisschop van Luik, die, zoals je weet, lange tijd Maastricht regeerde: een erectie zo je wil van het gezag, uitgevoerd - als ik me niet vergis - in Naamse steen. De meeste gegevens heb ik geput uit ‘Kint geer eur eige stad?’ van dr. Edm. Jaspar, dat in geen Maastrichtse boekenkast mag ontbreken.
Op de Perroentrappen keken we naar de meisjes die in Maastricht naar het lijkt altijd een tikkeltje mooier zijn dan ergens anders en daar haalden we rotzakkerijen uit. Zo kan ik me herinneren dat er in die jaren op het Vrijthof eens een politieke bijeenkomst werd gehouden van de KVP. Onder aanvoering van een liberale baronszoon, die de katholieke politiek kennelijk niet zo zag zitten, hebben we toen met een mes de draden doorgesneden van de geluidsinstallatie. Daarvoor werden we door de rector van het gymnasium streng gestraft al kan ik me herinneren dat hij daarbij een bedekte glimlach maar moeilijk kon onderdrukken, misschien wel omdat hij zelf een beetje een papenhater was.
In die dagen was er op het Vrijthof nog verkeer in alle richtingen. Vooral fietsers of soms ‘de gekke Prick’ in zijn Bugatti, compleet met leren kap op de kop. Die trad
| |
| |
later nog eens op in een televisieprogramma en toen begon hij bij het roemen van zijn auto zowaar te huilen.
Daar kwamen ook de meisjes langs van de Grote Gracht waar een middelbare school, geleid door de zusters Ursulinen, was gevestigd: het Jeanne d' Arclyceum. Dat was altijd een soort parade van kalverliefde. Bij de ‘schouw’ ontmoette ik op een keer een jongen die op de r.k. HBS in het Villapark zat. De jongens van het Villapark benijdden ons stedelijke gymnasiasten omdat we in het centrum zo dicht bij het liefdesvuur zaten. Voor en na schooltijd begaven ze zich dan ook altijd naar het Vrijthof. Die jongen werd later mijn boezemvriend. Hij heet Bèr André en hij is tegenwoordig een gevierd acteur in de Lage Landen. Ook met Berts (voor Maastrichtenaren: Bèr) broers en hun echtgenoten heb ik sindsdien een innige vriendschappelijke relatie. Dat gold ook voor zijn moeder totdat die een paar jaar geleden stierf. Dat was een echte Maastrichtse vrouw met een hart van goud wier huisje op Mariaberg altijd zo volzat met familie, vrienden en bekenden dat je je er ternauwernood in kon boezjere (bewegen).
Op de Vriethof zoals Maastrichtenaren doorgaans zeggen, was ook het politiebureau gevestigd op de plek waar nu het Theater aan het Vrijthof is. Daar had je een ‘govie’ (Maastrichts voor politieman) die de schrik was van Maastricht en die als hij het verkeer regelde en je je niet hield aan zijn aanwijzingen, fysiek tot de aanval overging door je van je fiets te sleuren en je van alles en nog wat toe te brullen. Dat kon toen nog. Tegenwoordig zou zo'n man worden aangeklaagd bij de Ombudsman en waar- | |
| |
schijnlijk uit de dienst worden ontslagen. Als al niet veel eerder een burger hem op z'n lazerij zou hebben gegeven. Toen had de politie nog gezag. Dat van Mariken van Nieumeghen klopt. De dichter Wiel Kusters herinnert er nog aan in een tekst die bij de ingang van het theater hangt:
Nieumeeghs Mariken verloor hier haar ringen,
tekens van straf rond armen en hals.
Wij bevrijden ons niet van het dwingen der dingen
dan met muziek, die ketens doet springen.
Op het Vrijthof werd op carnavalsdinsdag te middernacht het Mooswief, het symbool van het Maastrichtse carnaval, neergelaten. Dat was een emotionele aangelegenheid; je nam afscheid van een feest om de zwarte tijd van de veertigdaagse vasten in te gaan; vleesloos in velerlei opzichten, want ook seksueel diende je je toen nagenoeg te onthouden. Ik weet nog dat ik op een van die dinsdagavonden met een fiets en met een vooruitgestoken paraplu door een café ben gereden, wat leidde tot opgewonden gilletjes van de vrouwtjes die maar niet begrepen hoe ik koers wist te houden: ik had een gaatje in de paraplu geknipt.
Van het allervroegste Vrijthof herinner ik me dat ik er met mijn opa de duiven aan het voeren was en dat we er op een keer bisschop Lemmens van Roermond, ook wel genoemd ‘mojer (van moeder) bisschop’, tegenkwamen en mijn opa op de knieën zeeg en des bisschops ring kus-te, wat toen grote indruk op me maakte. Later sjouwde de bisschop nog eens heel Limburg door met het won- | |
| |
derdadige beeld van Maria Sterre der Zee op een aanhangwagentje. De Sterre der Zee wordt in Maastricht ook wel jatsmarie (van jatsen= op stap gaan) genoemd. Dit omdat ze volgens de legende 's nachts op stap ging en toen 'n keer met een zwaard in de nek is geslagen; vandaar haar wat scheve hoofd, zegt men.
Als je van me wilt weten wat ik van het tegenwoordige Vrijthof vind: ik ervaar het nog altijd als een van de mooiste pleinen van Nederland. Ik was er laatst nog op een maandagavond toen de lichtjes in de bomen voor de Vogelstruys aan waren en er over het hele plein een warm licht hing. Maar wel ben ik het met je eens dat er wat uitspanningen zijn gekomen die nogal modisch zijn. Zo heeft men de Dominicain wel heel erg naar de maan geholpen. Die gelegenheid was vroeger een geliefkoosde ontmoetingsplaats met carnaval. Daar kwamen, laat ik zeggen, de hogere standen bijeen waartoe je je in die dagen graag rekende. We hebben daar in de bovenzalen heel wat afgehost zelfs zo dat op een keer de zaak moest worden ontruimd omdat de vloer begon te kreunen.
Lieve Rosalie, ga zo door zoals je met het Vrijthof bent begonnen. Je inspireert me om er mijn herinneringen van vroeger tegenover te stellen.
Wees intussen gegroet.
Max
|
|