| |
| |
| |
Tweede Register. spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan het Landleven ontleend.
|
Bladz. |
Al ben ik van 't land ik wil niet gesold worden |
9 |
[Al] gekkende en mallende zeggen de boeren de waarheid. |
15 |
Alle hout is geen pijlhout (ook timmerhout) |
45 |
[Alle] officien zijn smerig, zeide ’s Kosters vrouw toen zij een eindje kaars uit de kerk kreeg |
32 |
[Alle] winden hebben hun weer- (ook wel keer-) winden |
58 |
Als de Abt de teerlingen geeft, dan mogen de Monniken wel dobbelen |
84 |
[Als de] boeren slapen waken de ganzen |
14 |
[Als de] boonen bloeijen, de zotten groeijen |
40 |
[Als de] herder doolt, doolen de schapen |
16 |
| |
| |
|
Bladz. |
Als de sneeuw valt op natte slijk, geeft na drie dagen een' vasten dijk, of sneeuw op slijk is een vorstje zekerlijk |
59 |
[Als de] zon onder is, zijn er vele beesten in de schaduw |
19 |
[Als] er één schaap over den dam is, volgen de anderen |
4 |
[Als] het spel op zijn best is moet men ophouden |
80 |
[Als het] stil is, is het goed haver zaaijen |
43 |
[Als] St. Margriet in haar bed pi.t, regent het zes weken |
60 |
Aprilletje zoet geeft nog wel eens een witten hoed |
56 |
Beter bedorven dan verloren land |
9 |
[Beter] ééne vogel in de hand dan tien in de lucht |
75 |
Bloemen zijn geen vruchten |
35 |
Boeren is loeren |
15 |
[Boeren] zijn maar loeren zegt de Schrift |
14 |
Boter bij den visch |
40 |
Daar behoort meer ten dans, dan een paar dansschoenen |
82 |
[Daar] groeijen of wassen kerkhofs bloempjes op zijn hoofd |
36 |
[Daar] is een haar in de boter |
40 |
[Daar is een] vreemde eend in de bijt |
18 |
[Daar is] geen gooi op |
80 |
[Daar is geen] kans toe |
[80] |
[Daar is geen] roos zonder doornen |
51 |
[Daar is] klei aan de kloet |
22 |
[Daar is] onkruid onder de tarwe |
53 |
[Daar is] van nacht meer dan de molen in het woud omgegaan |
23 |
| |
| |
|
Bladz. |
Daar is vuil aan den knikker |
90 |
[Daar is] wat in den molen |
22 |
[Daar] men het minst verwacht sprnigt de haas uit de gracht |
65 |
Daartoe is wel goede kans |
80 |
Dat brengt geene of weinig zoden aan den dijk |
5 |
[Dat] heeft niet veel om de hakken |
19 |
[Dat] is een kolfje naar mijn hand |
89 |
[Dat is] mijn wagen en mijn ploeg |
24 |
[Dat is] niet van stroo |
52 |
[Dat is] reeds lang met gras begroeid |
43 |
[Dat is] water (ook wel koren) op zijn molen |
22 |
[Dat] kan niet door den beugel |
81 |
[Dat] loopt op den teerling (dobbelsteen} |
84 |
[Dat] schot is mis |
66 |
[Dat] zal zich wel schikken zei de boer en hij zat met zijn ossenkarreke in de hei |
13 |
De aar in de schoof, de druif in het loof |
34 |
[De] appel (ook wel de vrucht) valt niet ver van den stam |
[34] |
[De] baan is klaar |
88 |
[De] beste mest is des heeren oog |
29 |
[De] boer is stouter dan de barbier, hij durft op zijn eigen werk sch...n |
14 |
[De] bosschen hebben ooren en de velden oogen |
2 |
[De] druiven zijn zuur |
42 |
[De] gekken krijgen de kaart |
85 |
[De] hekken zijn verhangen |
21 |
[De] hond zit op zijn tasch |
68 |
[De] kaart is valsch |
85 |
[De kaart is] versteken (verschoten) |
[85] |
[De] kans keert |
80 |
| |
| |
|
Bladz. |
[De] kar is aan zijn aars niet gebonden |
21 |
[De] kat is geknuppeld |
90 |
[De] knechts scheren de schapen en de meesters de varkens |
31 |
[De] knollen willen geschud zijn, indien zij gedijen zullen |
47 |
[De] molen is door den vang |
22 |
[De] peer is te vroeg van den boom gevallen |
50 |
[De] peren zij nog niet rijp |
[50] |
[De] room is van de melk |
51 |
[De] sluizen zijn getrokken |
25 |
[De] sop is de kool niet waard |
48 |
[De] tijd baart rozen |
51 |
[De] wolf is in het want geraakt |
75 |
[De] zeug is met den tap gaan loopen |
20 |
Die aan den hooiberg staat plukt |
30 |
[Die] bal ligt nog niet stil |
89 |
[Die] een ander jaagt staat zelf niet stil |
63 |
[Die een] boer goed doet, doet God leed |
14 |
[Die een] kuil voor een ander graaft valt er zelve ligt in |
7 |
[Die] eerst komt, die eerst maalt |
23 |
[Die] in 't riet zit, maakt pijpjes |
30 |
[Die] kaatst moet den bal (ook wel ballen) verwachten |
86 |
[Die] knollen zaaijen wil, moet den ploeg aan den korenwagen binden |
47 |
[Die] met appels vrijt, wordt met klokhuizen betaald |
35 |
[Die met] tranen zaaijen, zullen met gejuich maaijen |
33 |
[Die] mist, mist niet, maar die niet mist, die mist |
29 |
| |
| |
|
Bladz. |
Die op zijn tijd knollen wil eten, moet St. Laurens niet vergeten |
47 |
[Die] 't spel niet kent (of kan) moet het niet spelen |
79 |
[Die] van zijn akker oogsten wil moet hem bezaaijen |
1 |
Dit zullen wij God en den molenaar laten scheiden, die scheiden zoo veel |
24 |
Één alleen kan geen ronden dans maken |
82 |
[Een] boer van één jaar en van honderd is hetzelfde |
13 |
[Een] boom valt niet bij den eersten slag |
36 |
[Een] droevige morgen geeft een blijden dag |
57 |
[Een] drooge Maart en een natte April, is de boeren naar hun wil |
56 |
[Een drooge Maart] is goud waard. Een natte Mei geeft boter in de wei |
55 |
[Een] gestadig jager wint |
63 |
[Een] goede jagthond ontziet geen modderige sloot |
68 |
[Een] haas daar men geen loop in ziet, en vangt een goede weiman niet |
64 |
[Een] kerkpad is geen heerbaan |
9 |
[Een] kippende haan kan nog bestaan, maar een liggenden hond, waait geen brood in den mond |
18 |
[Een] koude dooi een wisse dooi |
59 |
[Een] kuijaar een bruijaar, en een buljaar een smuljaar |
20 |
[Een] rotte appel in de mande, maakt het gansche fruit tot schande |
34 |
[Een] ruim veld van beschouwing |
11 |
[Een] ster digt bij de maan kondigt wel eens storm aan |
59 |
[Een] zot is wijzer in zijn eigen huis, dan een wijs man in dat van een ander |
66 |
| |
| |
|
Bladz. |
Eer de boom groot is, is de planter dood |
36 |
Elk heeft, in zijn eigen tuin genoeg te wieden |
32 |
[Elk] schot is geen vogel |
67 |
[Elk] vischt op zijn getij |
71 |
Er is geen koren zonder kaf; geen goud zonder schuim |
49 |
[Er is] niet veel op de kar te laden |
21 |
[Er is] tuk aan den hengel |
75 |
[Er] komt geen muis in het land of hij laat een gouden tand |
8 |
[Er] ligt een groote dam iu den weg |
4 |
[Er] moet bijgeboet worden |
74 |
Geef hem een muilpeer |
50 |
Geen ijzel zoo stout, die drie dagen kan blijven aan 't hout |
59 |
[Geen] zuivel op zuivel |
54 |
Goede boomen goede vruchten |
37 |
Hamerslag regen aan den derden dag |
60 |
Heeren peeren rotten niet |
50 |
Het appelmannetje komt om zijn geld |
35 |
[Het] brengt geen zoden aan den dijk |
12 |
[Het] gaat te grof als de boeren het bemerken |
15 |
[Het] ging er op een schaapscheeren |
31 |
[Het] gras zit hem nog tusschen de tanden |
42 |
[Het] hek is van den dam |
21 |
[Het] hooi op en de koe dood |
45 |
[Het] is als een vijfde rad aan den wagen |
25 |
[Het is] beter een appel gegeven dan gegeten |
35 |
[Het is beter een] braam dan een bies |
41 |
[Het is] boter aan de galg gesmeerd |
40 |
[Het is] botertje tot den boom |
41 |
[Het is] een appeltje voor den dorst |
34 |
| |
| |
|
Bladz. |
Het is een gebraden peer |
50 |
[Het is een] gezigt als een appeltje |
35 |
[Het is een] gortenteller |
42 |
[Het is een] harde wind zonder regen |
60 |
[Het is een] hegweeuw |
7 |
[Het is een] ligt zoodje |
12 |
[Het is een] melkbuik, ook melkbaard, melkmuil |
49 |
[Het is een] naald in een voer hooi |
45 |
[Het is een] ooijevaarsstorm |
60 |
[Het is een] regte boer |
12 |
[Het is een regte] spring in 't veld |
11 |
[Het is een] slecht dorp waar het nimmer kermis is |
4 |
[Het is een] spelbreker |
79 |
[Het is een] strik voor de gekken |
69 |
[Het is een] vlasbaard |
54 |
[Het is een] vuile (ook wel) een zure pruim |
51 |
[Het is een] weg als een kolfbaan |
89 |
[Het is] enter onder de twenter |
19 |
[Het is] er dun gezaaid |
33 |
[Het is] geen hooitijd |
27 |
[Het is] haag en veld |
5 |
[Het is] hooijen en wederhooijen |
27 |
[Het is] in den bouw daarmede |
26 |
[Het is in] esse |
82 |
[Het is] kaf gedorscht |
46 |
[Het is] kool, of hij verkoopt kool |
47 |
[Het is] kwaad te vangen wat er vliegt |
75 |
[Het is] is maar een boon in een brouwketel |
39 |
[Het is] meer geluk dan wijsheid |
80 |
[Het is] rozen voor de varkens gestrooid |
52 |
[Het is] spels regt |
79 |
| |
| |
|
Bladz. |
Het is strijk en zet |
85 |
[Het is] studenten haver |
44 |
[Het is] van klaveren en van harten |
86 |
[Het is] vee van volk |
17 |
[Het is] zoo rot als een mispel |
49 |
[Het] komt op een turf niet aan, als men in 't veen is |
53 |
[Het] maalt mij in het hoofd |
28 |
[Het] togt als een sluis |
25 |
[Het] weert niet |
56 |
[Het] wil niet boteren |
41 |
[Het] zonnetje haalt (of trekt) water |
59 |
[Het] zijn de heksluiters |
21 |
[Het zijn] goede peren als zij geplukt zijn |
50 |
[Het zijn] karels als boomen |
38 |
[Het zijn] zoo veel appels als peeren |
35 |
Hoe meer men den boer bidt, hoe hardnekkiger hij wordt |
12 |
[Hoe] smaakt je dat peertje |
50 |
Hooge boomen vangen veel wind |
37 |
Honger maakt raauwe boonen zoet |
40 |
Houd uw want maar droog |
74 |
[Houd] wat gij hebt |
75 |
Hij betaalt uit eens anders beurs |
42 |
[Hij] bouwt achteruit |
26 |
[Hij] brengt het in esse |
82 |
[Hij] danst op een papieren zoldertje |
83 |
[Hij] dobbelt tegen twaalf oogen |
84 |
[Hij] doet hem de deur uit, (ook wel) van de trappen dansen |
[84] |
[Hij doet hem] naar zijn pijpen (zijne muzijk) dansen |
[84] |
| |
| |
|
Bladz. |
[Hij] dorscht hooi (ook wel kaf) |
27 |
[Hij] droogt zijne netten |
74 |
[Hij] eet als een dijker |
16 |
[Hij eet] zijn korentje groen |
49 |
[Hij] gaat in een anders water visschen |
73 |
[Hij gaat] lustig aan den ploeg |
24 |
[Hij gaat] uit hooijen |
27 |
[Hij gaat uit] schieten |
66 |
[Hij] gaf hem een looden- of Huzaren boon |
39 |
[Hij] geeft de paarden lange haver |
44 |
[Hij geeft] den bal op |
86 |
[Hij geeft] hem stok en bal in handen |
89 |
[Hij] gelijkt de princesse of suikerboontjes; hij heeft zijn tijd gehad |
40 |
[Hij] geraakt aan het malen |
28 |
[Hij] grasduint in een anders goed, als een haas in de koolblaren |
42 |
[Hij] groeit als kool |
48 |
[Hij] haalt hem het net over 't hoofd |
74 |
[Hij haalt] te veel want overhoop |
[74] |
[Hij] heeft achter de haag geloopen |
7 |
[Hij heeft] den papegaai geschoten |
90 |
[Hij heeft den] vogel over het touw laten snappen (ontsnappen) |
68 |
[Hij heeft] door een hennepen-venster gekeken |
44 |
[Hij heeft] een goede bui |
57 |
[Hij heeft een] slag van den molen weg |
22 |
[Hij heeft] er den hooi van |
45 |
[Hij heeft] het verknold |
47 |
[Hij heeft] hem in de klem |
75 |
[Hij heeft] land noch zand |
9 |
[Hij heeft] Mei gehouden |
17 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij heeft mooi weder in het hoofd |
56 |
[Hij heeft] op lage weide geloopen |
11 |
[Hij heeft] zich een knol laten wijs maken |
46 |
[Hij heeft] zooveel als hij pikken en maaijen kan |
28 |
[Hij heeft] zijn boontjes daarop te weeken gelegd |
40 |
[Hij] helpt hem van den wal in de sloot |
10 |
[Hij] hooit er mede |
27 |
[Hij] houdt eene bloemlezing |
35 |
[Hij houdt] er den kop voor |
19 |
[Hij] is aan het eind van den akker |
2 |
[Hij is] al in de fuik |
76 |
[Hij is] een karel als een dijk |
5 |
[Hij is een] stijve hark |
20 |
[Hij is] er bedreven als een snoek (ook wel karper) op zolder |
65 |
[Hij is er] geacht als een rotte appel bij een fruitvrouw |
35 |
[Hij is er] gezien als een rotte kool bij een groentwijf |
48 |
[Hij is er] uitgeboond |
39 |
[Hij is] gewend aan spade en ploeg |
25 |
[Hij is] harder dan een boer, die men bidden moet |
12 |
[Hij is] het schot niet waardig |
67 |
[Hij is] in de boonen |
39 |
[Hij is] leelijk in zijn wiek geschoten |
67 |
[Hij is] met een blaas met boonen te verjagen |
40 |
[Hij is met een] stroo te trekken |
52 |
[Hij is met] zijn neus in de boter gevallen |
41 |
[Hij is] op zijn laatste gras |
43 |
[Hij is] van zessen klaar |
85 |
[Hij is van] zijn veld |
65 |
[Hij is] vogelvrij verklaard |
66 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij is zoo barsch als schoppenboer |
86 |
[Hij is] zoo gek als een uije of als een malle uije |
54 |
[Hij is zoo] groen als gras |
42 |
[Hij is zoo] wild als of hij met een trommel gevangen was |
75 |
[Hij] jaagt hem aan de dijk of zet er hem op |
5 |
[Hij] klopt op de haag |
68 |
[Hij] knikkert hem van de baan |
90 |
[Hij] komt in de maling |
28 |
[Hij komt] met hem aan den dans |
83 |
[Hij] kon er te hooi en te gras eene koe per morgen houden |
44 |
[Hij] krijgt het hok bij hem in |
7 |
[Hij krijgt] hem in het net |
74 |
[Hij] kijkt hem in de kaart |
85 |
[Hij] laat er gras over groeijen |
43 |
[Hij laat] geen gras onder de voeten groeijen |
[43] |
[Hij laat] Gods water over Gods akker loopen |
2 |
[Hij laat] of hangt het hek aan den ouden dam |
21 |
[Hij laat] zich met een stroo binden |
52 |
[Hij laat] zijne oogen weiden |
32 |
[Hij] lacht als een boer die een hoefijzer vindt |
12 |
[Hij lacht] te hooi en te gras |
44 |
[Hij] legt hem niet een stroo in den weg |
52 |
[Hij] leidt hem om den tuin |
10 |
[Hij] ligt op de loer |
66 |
[Hij] loopt door heg en struik |
7 |
[Hij loopt] met molentjes |
22 |
[Hij loopt] voor zijn bal |
89 |
[Hij] lijdt als winterkoren te veld |
48 |
[Hij] maait de stoppels |
28 |
[Hij maait] hem het gras voor de voeten weg |
42 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij maait met de voeten |
28 |
[Hij] maakt jagt |
63 |
[Hij] mergelt het land uit |
9 |
[Hij] mikt zoo naauw niet |
66 |
[Hij] neemt te veel hooi op zijn vork |
25 |
[Hij] ontspringt den dans |
83 |
[Hij] plant kool |
48 |
[Hij] ploegt met een anders kalf |
30 |
[Hij ploegt] op rotsen |
[30] |
[Hij] plukt bloemen |
[30] |
[Hij plukt] de vruchten van zijnen arbeid |
[30] |
[Hij plukt] vruchten op den Helikon |
31 |
[Hij] poot visschen in een vijver |
[31] |
[Hij] raakt van den wal in de sloot |
10 |
[Hij] scheert de schapen al naar dat zij wol hebben |
31 |
[Hij] schiet onder een andermans duiven |
66 |
[Hij] schoot een kraai (ook wel een bok) |
[66] |
[Hij] schreit tranen met tuiten |
38 |
[Hij] schuwde de regen en viel in de sloot |
10 |
[Hij] slaapt als een roos |
51 |
[Hij] slaat den bal mis |
89 |
[Hij slaat] een verschen worm aan |
74 |
[Hij slaat] zijn zeissen in een andermans koren |
26 |
[Hij] spant de paarden achter den wagen |
25 |
[Hij] staat er voor en kijkt als een koe voor een muizenhol |
81 |
[Hij] steekt de spade in den dijk |
16 |
[Hij] stookt goed vuur van een anders turf |
42 |
[Hij] teert op een anders zweet |
[42] |
[Hij teert] van den hoogen boom af |
37 |
[Hij] treedt op rozen |
51 |
[Hij] vangt een vliegende vogel |
75 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij vangt hem in zijn eigene woorden |
76 |
[Hij] verkoopt hem knollen voor citroenen |
47 |
[Hij verkoopt] kaas |
46 |
[Hij] verkijkt zijn kans |
80 |
[Hij] vertelt het van haver tot gort |
44 |
[Hij] vischt achter het net |
73 |
[Hij vischt] er naar |
[73] |
[Hij vischt] met den zilveren hengel |
74 |
[Hij] volgt het oude karrepad |
9 |
[Hij] vraagt er niet na wat de boter kost |
41 |
[Hij] waagt een kans, of wel: hij neemt zijn kansen waar |
80 |
[Hij] weet een turf (ook wel een zwavelstok) in drieën te kloven |
54 |
[Hij weet] wat op den teerling loopt |
84 |
[Hij] wijst het koren van zijn molen |
22 |
[Hij] zaait niet veel goeds |
33 |
[Hij zaait] twist |
[33] |
[Hij] zag er uit, als of hij uit een dijk gehouwen ware |
5 |
[Hij] zal de ballen betalen |
87 |
[Hij zal] den vogel wel strikken |
68 |
[Hij zal] er geen zijde van spinnen |
31 |
[Hij zal] gaauw vet zijn |
18 |
[Hij zal] wel appelen voor zijn geld kiezen |
35 |
[Hij] zet fuiken (of ook wel netten) uit |
74 |
[Hij zet] het op den teerling (dobbelsteen) |
84 |
[Hij zet] zijn laatste brood bij |
80 |
[Hij] ziet hem de kans af |
[80] |
[Hij ziet hem] voor een havik op den tuin |
11 |
[Hij] zit goed in zijn want |
75 |
[Hij zit] hem op de hielen |
66 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij zou over een stroo vallen |
52 |
[Hij] zucht boomen uit de aarde |
38 |
Ieder heeft genoeg in zijn eigen tuin te wieden |
11 |
[Ieder] zijn meug zei de boer en hij at vijgen |
13 |
Ik zal er haar of pluim van hebben |
64 |
[Ik] zou hem een knapzak vol hooi toevertrouwen, had ik borg voor 't leer |
45 |
In troebel water is het goed visschen |
72 |
Is dat parmesaan, zei de boer, dan moet ik er nog eens aan |
13 |
Jong rijs is te buigen, maar geen oude boomen |
52 |
Korte takken lange wijnoogst |
53 |
Kosters koe weidt op het kerkhof |
31 |
Koud en nat geeft nog altijd wat |
57 |
Kreupel wil voor dansen |
82 |
Lang stroo en geen erwten |
52 |
Lap om leer, lood om oud ijzer |
35 |
Late haver komt ook op |
43 |
Maak maar geen molentjes |
24 |
Maart roert zijn staart |
55 |
Mag men niet trouwen dan moet men hokken |
7 |
Men kan er alles niet aankoopen, het moet er wat aan dijen |
17 |
[Men kan] geen stroo aan stuk bijten |
52 |
[Men kan] in geen twee slooten te gelijk visschen |
73 |
[Men kan] met hem eggen noch ploegen |
27 |
[Men kan] niet boteren voor de melk geronnen is |
41 |
[Men kan] over geen twee slooten te gelijk springen |
10 |
[Men kan] van dat vlas geen goed garen spinnen |
31 |
[Men] moet de handen maar aan den ploeg slaan |
24 |
| |
| |
|
Bladz. |
Men moet de koe wel melken, maar de speenen niet aftrekken |
29 |
[Men moet] den bal slaan zoo als hij ligt |
89 |
[Men moet den bal] warm houden |
[89] |
[Men moet den] wind niet door de (molen) hekken laten waaijen |
23 |
[Men moet] door een zuren appel bijten |
34 |
[Men moet] zien hoe de hark (ook wel vork) aan den steel zit |
20 |
[Men] vangt geen hazen met een trommel |
76 |
[Men] wordt eer door een mestkar om ver gereden dan door een ordentelijk rijtuig |
21 |
[Men] zou hem uit de kool niet jagen |
48 |
Met groote Heeren is kwaad kersen eten, zij werpen op 't laats met de steenen |
46 |
[Met] onwillige honden is kwaad hazen vangen |
68 |
Om ééne mudde koren die hij te malen heeft, wil hij een ganschen molen oprichten |
23 |
Onkruid vergaat niet |
49 |
Op een groene Kersmis volgt een witte Paschen |
60 |
Oude boomen laten zich niet verplanten |
39 |
Overschouder, zoo als de boeren de pieken dragen |
14 |
Schut de schapen voor den dam |
4 |
Speel dat liever op de ruispijp, dan kan niemand van de boeren het verstaan |
15 |
Steek uw vinger in de aarde en ruik in wat land (op wat grond) gij zijt |
8 |
Teeken die kaats |
87 |
Te hooi en te gras |
44 |
Tusschen den boom en de schors moet men geene vingers zetten |
36 |
| |
| |
|
Bladz. |
Twaalf boeren en een hond dan heeft men dertien rekels |
15 |
Van dik hout zaagt men planken |
46 |
Veel honden is des hazen dood |
69 |
[Veel] vlaggen, luttel boter |
41 |
[Veel] zon, goed hooijen |
27 |
Voor een visschers deur gevischt en niets gevangen |
74 |
Vroeg in de weide, vroeg vet |
18 |
Waar de dam het laagst is, loopt het water het eerst over |
3 |
Wanneer een boom ter aarde zijgt, maakt ieder dat hij takken krijgt |
37 |
Wat iemand zaait, zal hij maaijen |
28 |
[Wat] kaauwen zij hooi |
45 |
[Wat] weet een boer van safraan |
14 |
[Wat] wordt hij geplukt |
30 |
[Wat] zal men u kooken, knollen met zee spek |
47 |
Wie de roos wil plukken, moet de doornen niet ontzien |
57 |
[Wie] door den ploeg rijk wil worden, moet dien zelven aanvatten of voortdrijven |
21 |
[Wie] op twee hazen te gelijk jaagt, vangt geen van beide |
63 |
[Wie] van 't dak niet kaatsen kan, blijve uit de baan |
87 |
[Wie] zijn land niet bestr.. t, wordt er van besch.ten |
29 |
Zoo als de boom valt blijft hij liggen |
36 |
[Zoo] de gekken geen brood aten, het koren zou goedkoop zijn |
49 |
[Zoo] droog als gort |
42. |
| |
| |
|
Bladz. |
Zoo hij dat doet weet ik zijn vangst |
75 |
[Zoo] stijf als een hark |
20 |
Zuidwest snee (sneeuw) noordooste wind in zee |
59 |
Zij hebben het spek weg, eer nog de kool opgedischt is |
48 |
[Zij] heeft de bruidsrok aan |
17 |
[Zij] is het katje van de baan |
83 |
[Zij] kaatsen elkander de ballen toe |
86 |
[Zij] mag wel uit een zak met boonen berekend worden |
40 |
[Zij] moet op het achterstuk |
17 |
[Zij] zet haar mondje als of zij pruim moest zeggen |
50 |
[Zij] zitten te dobbelen |
84 |
Zijn hart is zoo klein als een hazelnoot |
44 |
[Zijn] hoofd is te groot |
81 |
[Zijn] karretje gaat op een zandweg |
21 |
Zijne boontjes weeken daar niet |
40 |
|
|