Het zit zoo vast, als een hond in zijn moer. |
Hij heeft den vogel uit de kooi laten snappen. |
[Hij heeft] een geluid als een garnaal. |
[Hij heeft] spek gegeten, daarom zit hem het zwoerd achter de ooren. |
[Hij] krijgt ham. |
[Hij] zingt als of hij een garnaal in de keel had. |
[Hij] zit er maar dadelijk met zijn poot op. |
Ik kan het schoppen van den ezel wel verdragen; het beest is niet wijzer. |
Oude bokken hebben harde horens. |
[Oude] katten lusten ook melk. |
Spiering is ook visch, als er anders niet is. |
Vrede best! zei de kikker tegen den ooijevaar. |
Zij heeft een bek als een scheermes. |