| |
| |
| |
Register der spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, uit het Dierenrijk ontleend die behandeld zijn.
|
Bladz. |
Aan de kat of poes komt een graatje toe |
25 |
[Aan] een goed visscher ontglipt wel een aal |
2 |
[Aan] wel gevoederde rammen jeuken de horens |
77 |
Al zouden de kraaijen het uitbrengen |
58 |
Alle baat helpt, zei de muis, en zij waterde in de zee |
64 |
[Alle] hanen moeten een kam hebben |
26 |
Als apen hoog willen klimmen, ziet men hun naakte billen |
5 |
[Als] de boeren slapen, waken de ganzen |
24 |
[Als de] oude honden blaffen, is het tijd dat men uitziet |
36 |
| |
| |
|
Bladz. |
Als de gierigaard vrolijk is, danst de kemel |
50 |
[Als de] herder doolt, dolen de schapen |
80 |
[Als de] kat van huis is, hebben de muizen vrij loopen (ook wel knaauwen) |
46 |
[Als de] katten muizen miaauwen ze niet |
48 |
[Als de] wolf oud wordt, reijen hem de kraaijen |
97 |
[Als de] muis zat is, is het meel bitter |
63 |
[Als] God een' mensch plagen wil, dan bijt hem wel een muis dood |
63 |
[Als] een muis (ook wel luis) in den meelzak gevallen is, meent zij dat zij de molenaar zelf is |
63 |
[Als] er een schaap over den dam is, volgen de anderen |
79 |
[Als] men roept: gus! dan meent men al de hoenders |
31 |
[Als men] den hond jonker heet, dan wil men hem hangen |
34 |
[Als men] de kat op het spek bindt, wil zij niet eten |
47 |
[Als men] de zog in den nek kittelt, gaat zij in het slijk liggen |
99 |
[Als] 't hammetje gekloven is, is 't sparen gedaan |
28 |
[Als ’t] lukt kalft de os |
67 |
[Als] twee honden vechten om een been, loopt de derde er meê heen |
35 |
Apen bij apen, en meerkatten bij meerkatten |
3 |
Beter door een ezel gedragen, dan door een paard in 't zand geslagen |
21 |
| |
| |
|
Bladz. |
Beter een half ei dan een leege dop |
23 |
[Beter een] jaar op een goed paard gereden, dan zijn gansche leven op een ezel |
71 |
[Beter] ééne vogel in de hand dan tien in de lucht |
91 |
Beveel (commandeer) je honden en blaf zelf |
37 |
Blaaauwe duiven krijgen blaauwe jongen |
13 |
Daar is een zwarte kat tusschen gekomen |
46 |
[Daar is] kat noch muis overgebleven |
47 |
[Daar] men 't minst verwacht, springt de haas uit de gracht |
27 |
[Daar] schuilt een adder in het gras |
6 |
[Daar schuilt een] slang onder 't loof |
81 |
[Daar] steken veel ezels in één vos alleen |
93 |
[Daar] was anderhalf man en een paardshoofd |
71 |
[Daar] zal geen haan naar kraaijen |
26 |
Dat dankje de poes |
74 |
[Dat] de windhond een langen staart heeft komt hem van zijn geslacht |
96 |
[Dat de] zog misdaan heeft, moeten de biggen misgelden |
99 |
[Dat] gij aan de muis geven zoudt, geef dat aan de kat en maak van den nood eene deugd |
46 |
[Dat] hangt als een koe in een kersenboom |
54 |
[Dat] is de kat de kaas bevolen |
47 |
[Dat is] een luizige kamer |
60 |
[Dat is een] nest van een huis |
65 |
[Dat is] geen kattedrek |
48 |
[Dat is] het regte eijereten niet |
17 |
[Dat] komt uit geen schaapshoofd |
79 |
| |
| |
|
Bladz. |
Dat muisje zal een staart hebben |
64 |
[Dat] wete hem de hond dank |
31 |
[Dat] zal hem geen windeijeren leggen |
18 |
De aap gooit de kastanjes in het vuur en laat ze er de kat uithalen |
3 |
[De] bot is vergald |
11 |
[De] brak doelt op den haas, de wind behoudt het aas |
12 |
[De] druiven zijn zuur sprak de vos, maar hij kon er niet bij |
94 |
[De] een slaat op de haag en de andere heeft het nest |
65 |
[De] eene kraai bijt den andere geen oogen uit |
57 |
[De eene kraai] zit gaarne bij den anderen |
[57] |
[De] ekster kan haar huppelen niet laten |
20 |
[De] ezels kraauwen elkander |
21 |
[De] gans blaast wel, maar bijt niet |
23 |
[De] ganzen gelooven niet, dat de kiekens hooi eten |
[23] |
[De] hen is uitgelegd |
30 |
[De hen] leeft nog al heeft ze de pip |
[30] |
[De] hennen leggen gaarne waar zij een ei zien |
[30] |
[De] hond is dol |
31 |
[De hond] zit op zijn tas |
[31] |
[De] kat die het spit (ook wel gebraad) likt moet men het spek niet vertrouwen |
47 |
[De kat] muist best, als zij jongen heeft |
[47] |
[De kat] zal met zijn leege maag niet weg loopen |
[47] |
[De kat] kan het muizen niet laten |
48 |
[De kat] kijkt den vogel uit den boom |
43 |
| |
| |
|
Bladz. |
De koe trekt haar melk op |
51 |
[De koe] weet niet, waar haar staart toe dient, voor dat zij die kwijt is |
53 |
[De koe] wil niet over de brug |
[53] |
[De koe] is nooit zoo bont, als zij wel geschilderd wordt |
54 |
[De] koeijen eten met vijf monden |
53 |
[De] monnik preekte dat men niet stelen mogt en hij zelf had de gans in zijn schapulier |
23 |
[De] mot is in zijn maag |
62 |
[De mot is in] dien winkel |
[62] |
[De] mug vliegt zoo lang om de kaars, tot dat zij zich brandt |
[62] |
[De] muis is in de val |
63 |
[De] nijvere spin heeft een groot weefsel |
83 |
[De] paarden die den haver het meest verdienen krijgen dien het minst |
71 |
[De paarden] stonden als lammeren |
72 |
[De] poes is er mee heen |
74 |
[De] rups dient in de pop gedood |
78 |
[De] schapen moeten zich wonder wel voorzien, waar de wolf regter is |
97 |
[De] slak komt er zoo wel met kruipen als een haas met loopen |
81 |
[De] spiering doet den kabeljaauw afslaan |
82 |
[De] stoutste wezels zuipen de eijeren uit |
95 |
[De] veren sieren den vogel |
88 |
[De] vogel is gaarne waar hij gebroeid is |
91 |
[De vogel is] gevlogen |
[91] |
[De] vogeltjes, die zoo vroeg zingen, eet de kat op den dag |
92 |
| |
| |
|
Bladz. |
De vos wil kluizenaar worden |
93 |
[De vos] en de kraan hebben elkander te gast |
[93] |
[De] wolf zal zijn vacht wel houden, maar het schaap moet gestroopt zijn |
96 |
[De wolf] eet wel een geteld schaap |
97 |
[De wolf] is in 't net geraakt |
[97] |
[De] woorden zijn goed, zei de wolf, maar ik kom in 't dorp niet |
96 |
Dek toe den pot, daar is paling in |
73 |
Die arme wormen |
98 |
[Die] eijeren hebben wil, moet het kakelen der henne dulden |
19 |
[Die] een goed vischje heeft, mag het wel in den ketel houden |
89 |
[Die] honden wil leiden, moet ka…n en p….n verbeiden |
36 |
[Die] koe geeft veel melk |
51 |
[Die] koetjes loopen in mijne weide |
55 |
[Die] lamp brandt luizig |
60 |
[Die] met honden omgaat, krijgt vlooijen |
36 |
[Die met] wolven omgaan wil, moet mede huilen |
97 |
[Die] pleit om een koe geeft er een toe |
52 |
[Die] verder wil dan zijn paard kan, die zitte af en ga te voet |
71 |
[Die] vogel pikt een graantje te veel |
92 |
Doode honden bijten niet |
36 |
Een aap blijft een aap, al draagt hij een gouden ring |
2 |
[Een] aap is gaauw, maar nog gaauwer, die hem vangt |
3 |
[Een aap] een paap en een wetsteen, komen zeer wel overeen |
5 |
| |
| |
|
Bladz. |
Een arm man sterft zijn koe, een rijk man zijn kind |
51 |
[Een] arend teelt geen duiven |
7 |
[Een arend] vangt geen vliegen |
[7] |
[Een] blaffende hond bijt nog niet |
34 |
[Een ] enkele bonte kraai, maakt geen kouden winter |
57 |
[Een] ezel stoot zich geen tweemaal aan denzelfden steen |
22 |
[Een] gegeven paard moet men niet in den bek zien |
70 |
[Een] gehuurd paard en eigene sporen maken korte mijlen |
[70] |
[Een] goed paard is zijn voeder waard |
71 |
[Een] goede waterhond ontziet geen morsige sloot |
32 |
[Een] haas bespringt ook wel een leeuw als hij op 't gijpen ligt |
27 |
[Een haas] waar men geen loop in ziet, en vangt een goede weiman niet |
[27] |
[Een] hond aan een been kent geen vrienden |
32 |
[Een hond] zou dat zijn moêr niet geven |
31 |
[Een] jong ooi en een oude ram, daar komt jaarlijks een lam van |
65 |
[Een] kind zou merken, dat een kalf een beest is |
42 |
[Een] klein vogeltje in een klein nestje rustig leeft, daar menige grootere vogel, in zijn groot nest van onrust beeft |
92 |
[Een] krul meer dan een varkensstaart |
87 |
[Een] magere luis bijt scherp |
59 |
| |
| |
|
Bladz. |
Een nachtegaal is er maar een beest bij |
65 |
[Een] ongelegd ei een onzeker ei |
14 |
[Een] open pot of open kuil, daarin steekt ligt de hond zijn muil |
33 |
[Een] oud paard jaagt men aan den dijk |
69 |
[Een] oude bok lust nog wel een groen blaadje |
10 |
[Een oude] wolf is wel gerucht gewoon |
97 |
[Een] paard met vier pooten struikelt wel |
69 |
[Een] rat die zemelen eet, deugt bij het meel niet |
77 |
[Een ] rups op de kool, een hoer in huis |
78 |
[Een] schurftig schaap maakt er velen |
79 |
[Een] snoepende kat wordt ligt gevat |
47 |
[Een] varken sterft van geen vuile maar wel van een leegen trog |
87 |
[Een] vliegende kraai vangt altijd wat |
57 |
[Een] vos verliest wel zijn haren, maar niet zijne streken |
93 |
[Een] zwaan heeft hare pluimen zoo wel van doen, als eene musch haar veren |
99 |
Ééne zwaluw maakt geen zomer |
100 |
Eens anders ham, een eigen mes |
28 |
Eer 't gras gewassen is, is het paard dood |
72 |
Elk mag loopen zoo als hij wil, maar hij houde zijn tred, hij slachte den ezel |
21 |
[Elk] vogeltje zingt zoo als het gebekt is |
91 |
[Elk] waant, dat zijn uil een valk is |
84 |
Er gaan veel tamme schapen in één hok |
79 |
[Er] is spoor noch hoefslag van te vinden |
30 |
[Er] kan geen luis over zijn lever loopen |
59 |
[Er kan geen] vogel voorbij vliegen, of hij moet er een veer van hebben |
92 |
| |
| |
|
Bladz. |
Er komen meer kalfsvellen dan ossenhuiden ter markt |
42 |
[Er] zijn meer hondjes, die blom heeten |
37 |
[Er zijn] wolven op den weg |
98 |
Gebraden duiven vliegen niet in de lucht |
13 |
Gekoppelde schapen verdrinken |
80 |
Geld of boter bij den visch |
89 |
Gelukkig als de ooijevaar u toevliegt, omgekeerd, als het anders is |
66 |
Goeden dag u allen! zei de vos, en hij kwam in het ganzenhok |
94 |
Groote visschen springen uit den ketel |
89 |
Gij zult er van hebben, zoo ik u op de huid kom. De huid jeukt u, geloof ik; en de vijand kreeg lustig op zijn huid |
41 |
Half en half, zoo als men de leeuwtjes scheert |
59 |
Haring in 't land, de Doctor aan kant |
29 |
Hebt gij een vos rondom uw slot, zoo sluit terdeeg uw hoenderkot |
94 |
[Hebt gij] niet geweten, dat groote visschen de kleine eten |
89 |
[Hebt gij] ooit zulk een bok gezien |
10 |
Heeft de droes (de duivel) het paard, hij neme ook den toom er bij |
71 |
Het bekomt hem als den hond de worst |
32 |
[Het] eerst gewin is katten gespin |
49 |
[Het] gaat als eijeren uit de mand |
19 |
[Het gaat] den kreeften gang |
58 |
[Het gaat den] slakken gang |
81 |
[Het] geitje loopt zoo dikwijls in de kool tot dat het zijn vacht laat |
25 |
| |
| |
|
Bladz. |
Het gelijkt als het ene ei het andere |
17 |
[Het] hammetje is gekloven |
28 |
[Het] hinkende paard komt achter aan |
68 |
[Het] is al van 't varken, de koe is op |
86 |
[Het is] beter een vink geplukt dan ledig gezeten |
88 |
[Het is] den eenen hond leed, dat de andere in de keuken loopt |
32 |
[Het is] een arme muis, die maar één hol heeft |
63 |
[Het is een] assurante teef |
84 |
[Het is een] beer op sokken |
8 |
[Het is een] boekworm |
98 |
[Het is een] domme ezel |
21 |
[Het is een domme] ook wel een regte os |
67 |
[Het is een] dood paard aan een boom gebonden |
72 |
[Het is een] duifje zonder gal |
13 |
[Het is een] gek schaap |
79 |
[Het is een] geldwolf |
96 |
[Het is een] goed, geduldig of onnozel schaap |
78 |
[Het is een] haan met een dubbele kam |
26 |
[Het is een haan met] kam en sporen |
[26] |
[Het is een haan] of ook wel haantje |
[26] |
[Het is een] hond, had hij maar een staart |
34 |
[Het is een] kalf Mozes |
41 |
[Het is een] kameleon |
43 |
[Het is een] kat-aas |
48 |
[Het is een] kwaadaardig serpent |
80 |
[Het is een] mager beestje |
9 |
[Het is een] morsig zwijn |
100 |
[Het is een] naakte zwaluw |
100 |
[Het is een] nachtegaaltje op de peluw |
65 |
| |
| |
|
Bladz. |
Het is een nijdige spin |
82 |
[Het is een] olijk ratje |
77 |
[Het is een] ongelikte beer |
7 |
[Het is een] paauw of eene paauwin |
72 |
[Het is een] regte reu |
78 |
[Het is een regte] uil |
84 |
[Het is een] roode vos |
93 |
[Het is een] rups van een kind |
78 |
[Het is een] steiloor |
83 |
[Het is een] stoute- een schrandere- een slimme- ook wel een ongeluks vogel |
91 |
[Het is een] vischje buiten het kroost |
90 |
[Het is een] vlasvink |
88 |
[Het is een] vuile hond |
35 |
[Het is een] weerwolf |
91 |
[Het is een] witte raaf |
76 |
[Het is een] worm |
98 |
[Het is een] ijzer varken |
87 |
[Het is] er vischje spring in |
90 |
[Het is] geen kat om zonder handschoenen aan te tasten |
46 |
[Het is geen] weer om hond of kat uit te jagen |
33 |
[Het is] goed, dat kwade koeijen korte horens hebben |
55 |
[Het is] haring voor St. Jan |
29 |
[Het is] hem als een goede melkte (melk gegevende) koe geweest |
51 |
[Het is] een neusje van den zalm |
99 |
[Het is] katjesspel |
48 |
[Het is] kalverliefde |
42 |
| |
| |
|
Bladz. |
Het is koekoek ééne zang |
56 |
[Het is] kwaad hazen met trommels vangen |
28 |
[Het is] maar aperij, apenspel of volmaakt apenspel |
3 |
[Het is maar] een mossel krijg |
61 |
[Het is] moeijelijk honden te leeren blaffen |
35 |
[Het is] op een oor na gevild |
67 |
[Het is] rozen voor de varkens gestrooid |
87 |
[Het is] te vergeefs fluiten als het paard niet p….n wil |
69 |
[Het is] voor de ganzen niet gebrouwen |
24 |
[Het is voor de] kat |
43 |
[Het is] waarlijk geen kippen huishouden |
51 |
[Het is] zoo vol als een ei |
16 |
[Het] kan gebeuren, dat de koe een haas vangt in een naauw straatje |
53 |
[Het] oog van den meester maakt de paarden vet, en dat van het vrouwtje de kamers net |
72 |
[Het] paard is van zessen klaar |
69 |
[Het] pak moet naar den kemel zijn, of het draagt lastig |
50 |
[Het] schaap, dat in de weide is, zoekt de beste kruiden |
79 |
[Het schaap] het arme schaap |
[79] |
[Het] schip is met man en muis vergaan |
63 |
[Het] schort hem waar men de ossen bolt |
67 |
[Het] vreemde koetje likt het vreemde kalfje niet |
55 |
[Het] zal er honden |
37 |
[Het zal] gebeurd zijn, toen de koe Bartel heette |
53 |
[Het] zijn hondsdagen |
34 |
| |
| |
|
Bladz. |
Het zijn luistervinken |
88 |
[Het zijn] vrienden als elefanten |
21 |
[Het zijn] vogels van eenerlei veren |
92 |
[Het zijn] wolven in schaapsvellen |
98 |
Hoe erg de apen ook zijn, zij kunnen de vossen niet bedriegen |
3 |
[Hoe] komt het kalf bij zijn maat |
42 |
[Hoe] schooner aap hoe leelijker jongen |
2 |
[Hoe] schurfter schaap hoe harder geblaat |
79 |
Honger drijft den wolf uit het bosch |
97 |
Houdt uw muil! botmuil, melkmuil |
62 |
Hij acht hem als een hond |
34 |
[Hij] behandelt hem hondsch |
38 |
[Hij] belooft hem koeijen met gonden hoornen |
53 |
[Hij] bewaart zijn nest wel |
65 |
[Hij] blaat als een schaap |
79 |
[Hij] bijt als, of gelijk de hond naar of op den steen |
33 |
[Hij bijt] reuën en teven |
78 |
[Hij] doet een hazenslaapje |
27 |
[Hij doet een] muizenmaaltijd |
64 |
[Hij] drijft op zijne eigene wieken |
95 |
[Hij] eet als een wolf |
96 |
[Hij eet] het met huid en haar op |
40 |
[Hij] gaat als op eijeren |
20 |
[Hij gaat] met de kippen (hoenders) vroeg op stok |
51 |
[Hij] geeft een ei, om een kuiken weer te krijgen |
16 |
[Hij] haalt het paard van Troje in |
70 |
[Hij haalt] hem de huid over de ooren |
40 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij haalt met een anders pooten de kastanjes uit 't vuur |
75 |
[Hij haalt] oude koeijen uit de sloot |
54 |
[Hij] hangt den gebraden haan uit |
26 |
[Hij] heeft dat weg, als of 't een hond hem gebeten had |
37 |
[Hij heeft] de hondsschoenen aangetrokken |
34 |
[Hij heeft de] koe bij de horens |
51 |
[Hij heeft de] schapen gewacht (ook wel geweid) om de keutels |
80 |
[Hij heeft] den aap beet, ook wel een vetten aap geërfd |
5 |
[Hij heeft den aap] in zijn mouw |
4 |
[Hij heeft den] papegaai geschoten |
73 |
[Hij heeft] een geheugen als een garnaal |
73 |
[Hij heeft een] gezigt als een aap, of een regt apen-gezigt, |
2 |
[Hij heeft een] gladden aal bij den staart |
1 |
[Hij heeft een] kalf gemaakt |
41 |
[Hij heeft een kalf] in 't lijf |
[41] |
[Hij heeft een] kraai geschoten |
57 |
[Hij heeft een] mier aan hem |
60 |
[Hij heeft een] snee in zijn oor |
67 |
[Hij heeft een] snoek gevangen |
82 |
[Hij heeft een] uiltje gevangen of geknapt |
85 |
[Hij heeft] er een veer, of wel zijne veren gegelaten |
88 |
[Hij heeft] het hoofd vol spinnewebben |
82 |
[Hij heeft het] huppelen van drie geiten |
24 |
[Hij heeft het] nest niet, die het weet, maar die het rooft |
65 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij heeft het schaapje lief |
79 |
[Hij heeft het] zoo vast als een hand vol vliegen |
90 |
[Hij heeft] hem of haar zoo lief, als een oud paard zijn moêr |
69 |
[Hij heeft] kind noch kraai |
58 |
[Hij heeft] lang voor de honden geloopen |
36 |
[Hij heeft] muizen nesten in het hoofd |
64 |
[Hij heeft] onder een andermans duiven geschoten |
13 |
[Hij heeft] ooijevaars beenen |
66 |
[Hij heeft] vrij wat op zijn horens |
39 |
[Hij heeft] wespen in den kop |
95 |
[Hij heeft] zijn horens nog niet afgestooten |
39 |
[Hij heeft zijn] kalfsklaauwen afgeloopen |
42 |
[Hij heeft zijn] koetjes op het drooge |
55 |
[Hij heeft zijn] pen in adderspog gedoopt |
6 |
[Hij heeft zijn] schaapjes op het drooge |
79 |
[Hij] helpt de ratten aan het spek |
78 |
[Hij helpt] hem op het paard |
68 |
[Hij] houdt hem den bek open |
9 |
[Hij] huilt met de wolven, waarmede hij in het bosch is, en blaat met de schapen in het veld |
97 |
[Hij] is aan een ram gekoppeld |
77 |
[Hij is] als een paard zoo sterk |
68 |
[Hij is] altijd de bok der zonde |
10 |
[Hij is] bang voor zijn huid |
41 |
[Hij is] bek af |
9 |
[Hij is] bekend als de bonte hond |
33 |
[Hij is] daar, als een aap in een garenwinkel |
5 |
[Hij is] de kalverliefde door |
42 |
[Hij is de] kat die de kastanjes uit het vuur haalt |
47 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij is de uil |
84 |
[Hij is] een goed kalf |
41 |
[Hij is een] haan op zijn eigen mesthoop |
26 |
[Hij is een] horendrager |
38 |
[Hij is een] kalf |
41 |
[Hij is een] muggenzifter |
62 |
[Hij is een] oude putter |
76 |
[Hij is een] regt addergebroedsel |
6 |
[Hij is een] regte buffel |
12 |
[Hij is een regte] schapenkop |
79 |
[Hij is een] schurftig schaap |
[79] |
[Hij is een] zwijn |
100 |
[Hij is] er als een hond aan den band |
35 |
[Hij is er] gezien als een varken in een Joden keuken |
86 |
[Hij is er] mede gekattestaart |
49 |
[Hij is er] zoo aangenaam, als een hond in een kegelspel |
35 |
[Hij is er zoo] mal mede als een aap met zijn jongen |
2 |
[Hij is] gejaagd als een hen, die een ei moet leggen |
30 |
[Hij is] goed; maar was hij een vischje, men zou het hoofdje voor de kat werpen |
89 |
[Hij is] hondsch gierig |
38 |
[Hij is] in zijn wiek geslagen of geschoten |
95 |
[Hij is] niet zoo dom als een schaap |
78 |
[Hij is] nu regt op zijn koeweide |
55 |
[Hij is] of blijft een schaap |
79 |
[Hij is] op de eijeren betrapt |
19 |
[Hij is] op zijn Apostelspaarden gekomen |
72 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij is spoedig op zijn paard |
71 |
[Hij is] stijf in den bek |
9 |
[Hij is] trotsch als een koetspaard |
68 |
[Hij is] uit de luizen |
59 |
[Hij is] van Duinkerken ten haring gevaren |
29 |
[Hij is van] geen goede eijeren gezet |
20 |
[Hij is van] geld voorzien, als een pad van veren |
73 |
[Hij is van] het hondje gebeten |
37 |
[Hij is van het] kalfje genezen |
43 |
[Hij is] visch noch vleesch |
88 |
[Hij is] vogelvrij verklaard |
92 |
[Hij is] zoo arm als de mieren |
60 |
[Hij is zoo] bang als een haas |
27 |
[Hij is zoo bang als een] wezel |
95 |
[Hij is zoo] blind als een mol |
61 |
[Hij is zoo] dartel als een jonge hond |
35 |
[Hij is zoo] dom als het achtereind van een koe |
54 |
[Hij is zoo] dood als een pier |
74 |
[Hij is zoo] doof als een kwartel |
58 |
[Hij is zoo] gerust als een zalm |
98 |
[Hij is zoo] kaal als een rat |
77 |
[Hij is zoo] kwaad als een spin |
82 |
[Hij is zoo] ligt als een veer |
87 |
[Hij is zoo] mager als een luis |
59 |
[Hij is zoo] mak als een schaap |
79 |
[Hij is zoo] schaaps niet |
[79] |
[Hij is zoo] stil als een muis |
64 |
[Hij is zoo] stom als een eend |
14 |
[Hij is zoo] vet als een slak |
81 |
[Hij is zoo] vol ondeugd, als een ei vol zuivel |
16 |
| |
[pagina XVIII]
[p. XVIII] | |
|
Bladz. |
Hij is zoo vlug als een vogeltje, dat koe heet |
54 |
[Hij is zoo] wijs als Salomo’s kat, die van wijsheid de pooten brak |
47 |
[Hij is zoo wijs als] zeven dolle koeijen |
54 |
[Hij is zoo] ziek als een kat |
44 |
[Hij] jaagt den hond uit, en loopt zelf mede |
34 |
[Hij] kan geen veêr van den mond blazen |
87 |
[Hij kan] wel met de konijnen door de traliën eten |
56 |
[Hij kan wel] twee ruggen uit een varken snijden |
86 |
[Hij kan] zijne ooren schudden, dat zij klappen |
66 |
[Hij] kent geen schooner ei dan 't geen hij zelf legt |
17 |
[Hij] kiest eijeren voor zijn geld |
18 |
[Hij kiest] het hazenpad |
27 |
[Hij] klapt als een ekster |
20 |
[Hij klapt als een] papegaai |
73 |
[Hij] knijpt de kat in den donker |
44 |
[Hij] komt nu regt op zijn eijeren |
19 |
[Hij komt nu] pas uit den dop |
13 |
[Hij] koopt kat in den zak |
45 |
[Hij koopt] zeven eijeren en geeft er acht weer |
20 |
[Hij] kraauwt den os, waar hij hem bollen wil |
67 |
[Hij] krimpt als een aal |
2 |
[Hij] kruipt als een slak |
81 |
[Hij kruipt] in zijn schelp |
80 |
[Hij] kijkt als een kat in een vreemd pakhuis |
44 |
[Hij kijkt] de kat uit den boom |
43 |
[Hij] laat de ooren hangen |
67 |
[Hij laat de] wieken hangen |
95 |
[Hij laat] den beer los |
8 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij laat den hond hinken |
32 |
[Hij laat] hem op zijne eijeren zitten |
18 |
[Hij] lacht als een paard dat bijten wil |
71 |
[Hij] leeft of is zoo gezond, als een visch in het water |
89 |
[Hij] liep als een haas weg |
27 |
[Hij] ligt lang op zijn nest |
65 |
[Hij] loopt als de kat om den heeten brei |
44 |
[Hij loopt] een hondendrafje |
37 |
[Hij loopt] met gescheurde ooren |
67 |
[Hij loopt] weg als een hond met den staart tussen zijn pooten |
33 |
[Hij] lijkt wel een noordschen bok |
10 |
[Hij] maakt aapjes |
6 |
[Hij maakt] bokkensprongen |
10 |
[Hij maakt] het van eijeren, die uitloopen |
19 |
[Hij maakt] van een vlieg een olifant |
90 |
[Hij] meende om zijn staart te springen |
83 |
[Hij meende] zijn eitje hier neer te leggen |
20 |
[Hij] metselt de kat in den kelder |
44 |
[Hij] moet prikken eten |
75 |
[Hij] muist goed |
64 |
[Hij] neemt het huis op zijn horens |
39 |
[Hij neemt het] op zijn horens |
[39] |
[Hij neemt] te veel, ook wel alles op zijn horens |
[39] |
[Hij] noemt hem man en paard |
70 |
[Hij] of zij is een beest |
9 |
[Hij of zij is] het katje van de baan |
49 |
[Hij of zij] stapt als een paauw |
72 |
[Hij] piept als een muis |
64 |
[Hij] ploegt met een andermans kalf |
42 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij preekt voor de ganzen |
23 |
[Hij] pronkt met vreemde veren |
88 |
[Hij] raast als een snoek op zolder |
81 |
[Hij] rijdt het paard op den stang |
70 |
[Hij] schaamt zich als een ezel, wien de zak ontvalt |
22 |
[Hij] scheert de schapen en ik de varkens |
80 |
[Hij schiet of maakt een bok |
10 |
[Hij schiet] vooruit als een bruinvisch |
12 |
[Hij] schreeuwt als een mager varken |
86 |
[Hij] slaat een verschen worm aan |
98 |
[Hij slaat] er naar, als de blinde naar het ei |
18 |
[Hij] slacht de kat, die visch wil eten, maar de pooten ongaarne nat maakt |
43 |
[Hij slacht de] kippen, heeft hij veel eijeren hij maakt veel doppen |
51 |
[Hij slacht] den hond, die op het hooi lag, hij mogt dat zelf niet, en wilde niet toelaten dat de os het at |
31 |
[Hij slacht de] koekoek |
56 |
[Hij slacht] des keizers paard dat p..t in de groote plassen |
69 |
[Hij slacht] Wiggert Wiggerts, een kenner van alle vogelen, hij zag een zog voor een tortelduif aan |
93 |
[Hij] smeert hem honig om den mond |
38 |
[Hij] snakt er naar als een vischje naar 't water |
89 |
[Hij] spant de paarden achter den wagen |
72 |
[Hij] speelt: aap wat heb je mooije jongen |
2 |
[Hij speelt:] de beest |
9 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij speelt den gebraden haan |
26 |
[Hij] spreekt als een paard |
68 |
[Hij] springt van den os op den ezel |
67 |
[Hij] staat zoo veeg als een luis op de kam |
59 |
[Hij] steekt de horens op |
39 |
[Hij steekt] er de kat in |
46 |
[Hij] steelt als een raaf |
77 |
[Hij] stinkt als een bunzing |
12 |
[Hij] stuurt zijn kat |
44 |
[Hij] tilt hem over het paard |
68 |
[Hij] trekt hem een veer uit zijn staart |
87 |
[Hij] valt er in als een eend in een vreemd wak |
14 |
[Hij valt] van de graat |
25 |
[Hij] vangt hem een vlieg af |
90 |
[Hij vangt] of slaat twee vliegen in éénen klap |
[90] |
[Hij] vergeet als een ezel achter zijne ooren |
22 |
[Hij] vindt den hond in den pot |
32 |
[Hij vindt] er mosselen |
61 |
[Hij] vliegt op als een brullende leeuw |
59 |
[Hij vliegt op] arendsvleugelen voorbij |
7 |
[Hij] voedt een slang in zijn boezem |
81 |
[Hij] voegt daar, als een aap in een porcelein kas |
5 |
[Hij] voert kattekwaad uit |
48 |
[Hij] weet wel, wat vleesch hij in de kuip heeft |
90 |
[Hij] werkt als een molenpaard |
68 |
[Hij] werpt een spiering uit om een kabeljaauw te vangen |
82 |
[Hij werpt] het voor de honden |
35 |
[Hij werpt] paarlen voor de zwijnen |
100 |
[Hij] wil het ei scheren |
17 |
| |
| |
|
Bladz. |
Hij wil visch voor een visschers deur vangen |
89 |
[Hij wil] ze zieden en braden, maar als het gebeuren zal bijt hij als een gans |
23 |
[Hij] wringt zich als een aal in allerlei bogten |
2 |
[Hij wringt zich als een] slang in allerlei bogten |
81 |
[Hij] zag er uit als een geschoren aap |
2 |
[Hij] zal dat varken wel wasschen |
86 |
[Hij zal] den baars vergallen |
7 |
[Hij zal] met een wind-ei betalen |
17 |
[Hij] zendt hem weg als een boer zijn eenden |
14 |
[Hij] ziet door de huid heen |
40 |
[Hij ziet] er hondsch uit |
38 |
[Hij ziet er] mottig uit |
62 |
[Hij ziet er] uit, dat de honden er geen brood van zouden lusten |
37 |
[Hij ziet] met arendsoogen rond of om |
7 |
[Hij ziet] op geen aap die uit Oost Indië komt |
4 |
[Hijziet] tegen een molshoop op als tegen een berg |
61 |
[Hij] zingt als een lijster |
60 |
[Hij zingt] zijn zwanenzang |
99 |
[Hij] zit als een havik op den tuin |
29 |
[Hij zit] er op als een bok op de haverkist |
10 |
[Hij zit] of hij een luis in zijn oor had |
59 |
[Hij zit of] staat te kijken als een uil in doodsnood |
85 |
[Hij zit] op met hangende pootjes |
75 |
[Hij zit op] zijn ei te broeijen |
14 |
[Hij] zou wel een' dooden ekster verschalken |
21 |
[Hij] zuigt het uit zijn poot |
75 |
[Hij] zweet als een otter |
68 |
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
|
Bladz. |
Ik deed dat om geen houten koe |
52 |
[Ik] heb een eitje mei u te pellen |
20 |
[Ik] moet daar haar of pluimen van hebben |
26 |
[Ik moet daar] haring of kuit van hebben |
28 |
[Ik moet] den vogel eerst goed onder den staart zien |
92 |
[Ik] weet een paard, dat nog harder draaft |
71 |
[Ik] zit hier niet, om vliegen te vangen |
90 |
In troebel water is goed visschen |
[90] |
[In] zulke waters vangt men zulke visschen |
89 |
Kakel gij! de hoenders leggen de eijeren |
30 |
Kalf spaar uw hooi, want de winter is nog lang |
42 |
Katten en wijven moeten te huis blijven |
49 |
Kip! ik heb je |
50 |
Kleine hondekes blijven lang jongekens |
37 |
[Kleine] visschen maken de groote goed |
89 |
Kosters koe weidt op het kerkhof |
53 |
Kwaad ei kwaad kuiken: of, zou het ei beter wezen dan het hoen? dat zou de drommel doen |
15 |
Laat den hond zorgen, die moet twee paar schoenen hebben |
35 |
Leg er haar van den hond op |
32 |
Luipende honden hebben het eerste het spek weg |
36 |
Magere vlooijen (ook wel luizen) bijten scherp |
91 |
Man en paard dood, al dood |
70 |
Men behoeft den hond geen brood te geven, zoolang hij met den staart kwispelt |
31 |
| |
| |
|
Bladz. |
Men behoeft geen luizen in den pels te zetten |
60 |
[Men] brandt er horens |
40 |
[Men] dempt den put, als het kalf verdronken is |
41 |
[Men] kan den papegaai met geen rotteval schieten |
73 |
[Men kan] geen jagthoorn maken van een zwijnsdrek noch van een vossenstaart een trompet |
86 |
[Men kan] hem een ei in zijn g.t gaar braden |
16 |
[Men kan] het voor een ei en een appel krijgen |
17 |
[Men kan] ligt een stok vinden, als men den hond wil slaan |
33 |
[Men kan] nooit weten, waar een haas een koe vangt |
27 |
[Men kan] van een varkensoor geen fluweelen beurs maken |
86 |
[Men kan] wel een pad trappen, dat zij piept |
73 |
[Men] kent den ezel aan zijne ooren |
66 |
[Men kent] een goed paard aan zijn draven |
69 |
[Men kent] hem aan zijn veren |
88 |
[Men] moet de horzels niet tergen |
40 |
[Men moet de] huid niet willen verdeelen voor dat de beer dood is |
8 |
[Men moet de] koe wel melken, maar de spenen niet aftrekken |
54 |
[Men moet de] prikken levend houden |
76 |
[Men moet de] schapen scheren, al naar dat zij wol hebben, en wel scheren, maar niet villen |
80 |
[Men moet] geen bontwerker brengen, waar een mooije kat is |
48 |
| |
| |
Men moet geen gegeven paard in den bek zien |
9 |
[Men moet geen] paard lopende willen beslaan |
70 |
[Men moet geen] slapende honden wakker maken |
35 |
[Men moet geen] struif om een ei bederven |
15 |
[Men moet geen] wolf in den buik smoren |
98 |
[Men moet] niet te veel eijeren onder ééne hen leggen |
19 |
[Men moet] poot aan spelen |
75 |
[Men] noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan |
51 |
[Men] praat maar van koetjes en kalfjes |
56 |
[Men] sluit het stal te laat, als het paard gestolen is |
72 |
[Men] vangt het paard bij den breidel, en den man bij het woord |
70 |
[Men vangt] meer vliegen met siroop dan met azijn |
90 |
[Men] vindt de vossen of hun vel bij den bontwerker |
94 |
[Men vindt] menigen ezel zonder lange ooren |
21 |
[Men] zal geen spek zoeken in het nest van den hond, of worsten in hondenstal |
34 |
[Men] ziet wel ezels die nooit zakken droegen |
21 |
[Men] zoekt op die wijze den otter te strikken |
68 |
[Men] zou doode ratten met hem vangen |
78 |
[Men zou] er op verlieven, als een kat op den mosterdpot |
46 |
Met een dood kalf is goed sollen |
42 |
[Met] enkele veren plukt men den vink kaal |
88 |
[Met] kleine lapjes leert men den hond leer eten |
32 |
| |
| |
|
Bladz. |
Met list brengt men een ei in een hopzak |
20 |
[Met] onwillige honden is kwaad hazen vangen |
35 |
Moedige paarden, straf gebit |
72 |
Muis is de moer, zij dragen allen staarten |
63 |
Niemand wil de kat de bel aanbinden, of aandoen |
45 |
Niet alle vogels zijn valken |
91 |
Niets met haast als vlooijen vangen |
[91] |
Of kraai zal geen vogel zijn |
57 |
Om een kleine zaak, eet de wolf het schaap |
97 |
[Om] het minnen van het smeer, likt de kat de kandeleer |
47 |
Onder in den kuil vangt men den visch |
88 |
Op grijpende wolfsklaauwen passen hondstanden |
96 |
Oude vogels zijn zoo ligt niet te vangen |
91 |
[Oude] vossen zijn moeijelijk te vangen |
91 |
Sla de eijers in de pan, dan komen er geen kwae kuikens van |
15 |
[Sla] er wat eijeren in |
20 |
Snoeken op zolder zoeken |
82 |
Spreeuwen willen wel kersen eten, maar geene boomen planten |
83 |
Stugge paarden scherpe sporen |
72 |
Te zomer (ook wel te St. Jutmus,) als de kalveren op het ijs danzen |
42 |
Tegen booze honden, booze knuppels |
36 |
Toen zij met zout kwamen, waren de eijeren al op |
19 |
Trekt men één varken bij den staart dan schreeuwen zij allen |
86 |
| |
[pagina XXVII]
[p. XXVII] | |
|
Bladz. |
Uilen broeijen uilen |
85 |
[Uilen] bij uilen, kraaijen bij kraaijen |
[85] |
[Uilen] zijn uilen |
[85] |
Vechtende koeijen, voegen zich, als de wolf komt zamen |
55 |
Veel geschreeuw en weinig wol |
96 |
[Veel] koeijen veel moeijen |
54 |
Vele honden zijn des hazen dood |
28 |
Vette vogels gladde veren, wel te winnen, wel verteren |
92 |
Visschen hebben een goed leven, zij drinken als zij willen en worden nooit gemaand om het gelag |
89 |
Vogels van gelijke veren, vliegen graag zamen |
92 |
Vossen moet men met vossen vangen |
94 |
Vroeg valk vroeg uil |
85 |
Vroom heeft een koe gestolen |
52 |
Waar de bijë honig uit zuigt, zuigt de spin venijn uit |
12 |
[Waar de] ooijevaars nestelen, sterven geen kraamvrouwen |
66 |
[Waar de ooijevaars] weggaan, komt er rusie in de kerk |
[66] |
[Waar de] slang het hoofd kan indringen, daar wringt zij het gansche lijf in |
81 |
[Waar de] varkens veel zijn, is de spoeling dun |
87 |
[Waar] ééne hond tegen p..t p….n zij allen tegen |
33 |
[Waar] het hek open is, loopen de varkens in |
87 |
[Waar] Pallas plagt te staan is nu een uil geschilderd |
84 |
| |
[pagina XXVIII]
[p. XXVIII] | |
|
Bladz. |
Wachtje voor den bek |
9 |
Wanneer het den ezel te wel is, dan gaat hij op 't ijs dansen en breekt zijn been |
22 |
Wat den raven toebehoort, verdrinkt niet |
77 |
[Wat] helpt kaars of bril, als de uil niet zien wil |
84 |
[Wat] horens heeft wil steken |
39 |
[Wat] koekoek is dat |
56 |
[Wat] spreeuw is dat |
83 |
[Wat] van katten komt, wil wel muizen |
48 |
Wee den wolf, die in een kwaad gerucht is |
97 |
Welk een looze vos! of hij heeft een vossenaard |
93 |
[Welk een] morsig varken van een wijf |
86 |
Wie des Konings gans eet, k..t de pluimen honderd jaren daarna |
24 |
[Wie] ezel geboren is, sterfï geen paard |
22 |
[Wie] zal het blaffen aan de honden beletten |
37 |
[Wie] zich onder den draf mengt, dien eten de zwijnen |
100 |
Wiens de koe is, die vat ze bij den staart |
52 |
Wij hebben een oude rat in de val |
77 |
[Wij] scheiden nog zoo niet, zei de kat tegen de muis |
48 |
[Wij] willen hem bidden, zoo als men den ezel bidt |
22 |
[Wij] zullen den rooden haan laten kraaijen |
26 |
IJlen maakt uilen |
85 |
Zend een kat naar Engeland, miaauw zegt zij als zij terug komt |
44 |
Zet een kikvorsch op een stoel, hij wil weer naar den modderpoel |
50 |
| |
| |
|
Bladz. |
Ziekten komen te paard en gaan te voet |
69 |
Zoekje pieren |
74 |
Zoo als de ouden zongen, piepen de jongen |
92 |
[Zoo] zwart als een raaf |
76 |
Zij beginnen de ooren op te steken |
67 |
[Zij] heeft een nachtegaal in de wieg |
65 |
[Zij] houden huis als de kat met de muis |
44 |
[Zij] is een hanenveer |
26 |
[Zij is een] kat |
44 |
[Zij is een] regt nest |
65 |
[Zij is een] slangenvel |
81 |
[Zij is] zoo rein als een vischben |
90 |
[Zij] leven als katten en honden |
49 |
[Zij] leggen botje bij botje |
11 |
[Zij] meent dat ’s Keizers kat haar nicht is |
50 |
[Zij] wroeten als mollen in de aarde |
61 |
[Zij] zien als pissebedden |
74 |
Zijn haan moet Koning kraaijen |
26 |
[Zijn] wieken zijn gekort |
95 |
Zijne eigene honden bijten hem |
36 |
[Zijne eigene] luizen bijten hem |
59 |
|
|