Nagelate schriften

Vyfenvyftigste Brief.
..... aan B.d.S.

Myn Heer,

D' Oorzaak, om de welke ik deze brief aan u schrijf, is dat ik verlang uw gevoelen, de verschijningen en nachtgeesten, of spoken aangaande, te weten, en, indien 'er zijn, wat u van hen dunkt, en hoe lang hun leven duurt; om dat sommigen hen onsterffelijk, en anderen sterffelijk achten. Ik zal in deze mijn twijffeling, te weten of gy toestaat dat 'er zijn, niet wijder voortgaan. Maar 't is zeker dat d' Ouden hen gelooft hebben. De hedendaagsche ^aGodgeleerden, en ^bWijsbegerigen geloven noch dat 'er zodanige schepselen zijn, schoon zy in hun ^cwezentheit niet overëenkomen. Enigen zeggen dat zy van een zeer dunne fijne stoffe gemaakt, en anderen dat zy geestelijk zijn. Maar (gelijk ik alreê heb begonnen te zeggen) wy verschillen veel van malkander, om dat ik twijffel of gy toestaat dat 'er zijn; hoewel, gelijk gy weet, zo veel voorbeelden en geschiede-

a Theologi.

b Philosophi.

c Essentia.

[p. 617]

hissen in de gehele Outheit daar af zijn, dat het warelijk een zware zaak zou zijn hen t' ontkennen, of in twijffel te trekken. Een zaak is zeker, te weten dat, zo gy niet ontkent dat zy 'er zijn, gy ook niet gelooft dat enigen van de zelfden zielen van gestorve menschen zijn, gelijk de Katolijken voorgeeven. Ik zal hier eindigen, en uw antwoort verwachten. Ik zeg niets van d' oorlog, gelijk ook niet van de nieuwe tijdingen, om dat wy heden die tijden beleven. enz. Vaar wel.

14. Septemb. 1674.