uit de verscheide hartstochten en driften der menschen, of uit begeerte van tegen te spreken; door 't welk men gewent is alles, hoewel recht en wel gezegt, qualijk te bedieden, en te veröordeelen. En dewijl ik dit alreê beproeft heb, terwijl ik onbeampt, en in eenzaamheit leef, zo zou zulks noch veel meer te vrezen zijn, na dat ik tot deze trap van waerdigheit opgeklommen zou wezen. Gy ziet dan, zeer waarde Heer, dat ik niet door de hoop van een beter staat weêrhouden word, maar dat ik my nu uit liefde van de gerustheit, die ik, gelijk ik geloof, door enige middel kan verkrijgen, van d' openbare lessen onthou. Ik verzoek dieshalven zeer ernstiglijk van u, dat gy zijn Keurvorstelijke Deurluchtigheit bid dat het aan my geoorloft zy my over deze zaak wijder te beraden, en dat gy wijders volhard met de gunst van deze goedertierentste Vorst voor zijn dienstwillige dienaar te bevorderen, op dat gy te meer aan u verbind de geen, die is en blijft, mijn Heer,
De geheel uwe
B.d.S.
In 's Gravenhage, de 30. van Maert, 1673.