Drieenvyftigste Brief.
J. Ludov. Fabritius. aan B.d.S.
Zeer vermaarde Heer,
DE deurluchtigste Keurvorst Paltsgraaf, mijn genadigste Heer, heeft aan my bevolen dat ik aan u, tot hier toe wel aan my onbekent, maar aan de deurluchtigste Vorst ten hoogsten aangeprezen, zou schrijven, en verzoeken, of 't u zou gelieven het ampt van gewoon Professor der Philosophie aan te nemen. Men zal zo veel jaargelt, als de gewone Professors heden genieten, aan u betalen. Gy zult nergens een Vorst vinden, die d' uitsteekende vernuften, onder de welken hy u in hoge achting heeft, meer gunst toedraagt. Gy zult zeer grote vryheit van te Philosopheren hebben, die gy, gelijk hy gelooft, niet zult misbruiken om de Godsdienst, die opentlijk vastgestelt is, t' ontroeren. Ik heb niet konnen nalaten het bevel van deze zeer wijze Vorst te gehoorzamen. En dieshalven verzoek ik zeer ernstiglijk aan u, dat gy op het spoedigste aan my aantwoord, en uw antwoort aan my in 's Gravenhage, aan de Resident van de deurluchtigste Keurvorst, de Heer Grotius, of aan de Heer Gilles van der Hek doet bestellen, op dat de zelfde in 't briefpakje, 't welk geme-