Nagelate schriften
(1677)–Benedictus de Spinoza– Auteursrechtvrij
[pagina 584]
| |
Vierenveertigste Brief.
| |
[pagina 585]
| |
van geen andere Ga naar margenootzgestalte gezegt kan worden, schoon de Ga naar margenootawassende sneên, en de Ga naar margenootblangronden ook Ga naar margenootconëindige middellijnen hebben. 't Is dan zodanig gestelt, gelijk gy schrijft; te weten, dat, indien men nergens anders op merkt, dan op de langte van 't oog, of van de Verrekijker, men zeer lange Verrekijkers zou moeten maken, eer men de dingen, die in de maan zijn, zo onderscheidelijk, als de genen, die men hier op aarde heeft, zou konnen zien. Maar, gelijk ik gezegt heb, het bestaat voornamelijk in de Ga naar margenootdgrootheit van de Ga naar margenootehoek, die van de Ga naar margenootfstralen, uit verscheide punten komende, op de Ga naar margenootgvlakte van 't oog, als zy zich daar Ga naar margenoothkruissen, gemaakt word; en deze hoek word ook groter, of kleinder, naar dat de Ga naar margenootibrantpunten der glazen, die in de Ga naar margenootkKijker gezet worden, meer of min verschillen. Indien gy begerig zijt om de Ga naar margenootlbetoging hier af te zien, wel aan, ik ben bereid om de zelfde, als 't u belieft, te zenden.
In Voorburg, 3. Maert 1667. |
|