Nagelate schriften
(1677)–Benedictus de Spinoza– AuteursrechtvrijVeertigste Brief.
|
I. | Dat het eeuwig is: want indien men daar aan een Ga naar margenootobepaalde during toeschreef, zo zou men dat Ga naar margenootpwezend begrijpen als iets, dat buiten die bepaalde during niet Ga naar margenootqwezentlijk is, of geen Ga naar margenootrwezentlijkheit Ga naar margenootsinsluit; 't welk tegen zijn Ga naar margenootsbepaling is. |
II. | Dat het Ga naar margenoottenkel, en niet van delen te zamen gezet is: want de |
Ga naar margenootusamenzettende delen moeten in natuur en kennis eerder zijn, dan het Ga naar margenootwzamengezette; 't welk in iets, dat uit zijn eige natuur eeuwig is, geen plaats heeft. | |
III. | Dat het niet Ga naar margenootxbepaalt, maar alleenlijk onëindig begrepen kan worden: want indien de natuur van dit Ga naar margenootmwezend bepaalt was, en ook bepaalt begrepen wierd, zo zou men die natuur als iets, dat buiten die palen niet Ga naar margenootnwezentlijk was, bevatten: 't welk ook tegen de Ga naar margenootobepaling is. |
IV. | Dat het Ga naar margenootpondeelbaar is; want indien het Ga naar margenootqdeelbaar was, zo zou het in Ga naar margenootrdelen van de zelfde, of van een andere natuur, gedeelt konnen worden. Indien het eerste, zo zou men 't konnen vernietigen; en in dezer voegen zou het Ga naar margenootsniet wezentlijk zijn, 't welk tegen zijn Ga naar margenoottbepaling is. En indien het tweede, zo zou yder deel door zich nootzakelijke Ga naar margenootuwezentlijkheit Ga naar margenootwinsluiten, en dus 't een zonder 't ander Ga naar margenootxwezentlijk konnen wezen, en by gevolg ook begrepen worden: en dieshalven zou men die natuur als Ga naar margenootyeindig konnen begrijpen; 't welk, volgens het voorgaande, ook tegen zijn Ga naar margenootzBepaling is. Men ziet dan dat, als men aan zodanig Ga naar margenootawezend enige onvolmaaktheit wil toeëigenen, men terstont in Ga naar margenootbtegenzeggelijkheit valt. Want het zy dat d' onvolmaaktheit, die men aan zodanige natuur zou willen opdichten, in enig gebrek bestond, of in enige palen, die zodanige natuur zou hebben, of in enige verändering, die het van d' uitterlijke oorzaken, door gebrek van macht, zou konnen lijden: men zal altijt hier toe moeten komen, dat die natuur, de welke nootzakelijke Ga naar margenootcwezentlijkheit Ga naar margenootdinsluit, Ga naar margenooteniet wezentlijk is, of niet nootzakelijk wezentlijk is. En dieshalven besluit ik ten |
V. | Dat al 't geen, 't welk nootzakelijke wezentlijkheit insluit, geen onvolmaaktheit in zich kan hebben, maar volmaaktheit alleenlijk moet uitdrukken. |
VI. | Wijders, dewijl 't alleenlijk uit volmaaktheit kan voortkokomen, dat een Ga naar margenootfwezend door zijn eige genoechsaamheit, of kracht wezentlijk is, zo volgt daar uit dat, indien men Ga naar margenootgvoorönderstelt dat een wezend, 't welk niet alle volmaaktheden uitdrukt, nootzakelijk uit zijn natuur Ga naar margenoothwezentlijk is, men dan met enen voorönderstellen moet, dat ook dat Ga naar margenootiwezend, 't welk alle volmaaktheden in zich heeft, wezentlijk is. Want indien 'er een wezen van minder kracht door zijn eige genoechsaamheit wezentlijk is, hoe veel te meerder een ander van groter kracht. |
Om dan eindelijk tot de zaak te komen, zo zeg ik, dat 'er niet
meer dan een Ga naar margenootkwezend kan zijn, aan 't welk Ga naar margenootlwezentlijkheit tot zijn natuur behoort; te weten dat wezend alleen, 't welk alle volmaaktheden in zich heeft, en dat ik God zal noemen. Want indien men enig Ga naar margenootmwezend stelt, tot welks natuur de wezentlijkheit behoort, zo moet dat wezend geen onvolmaaktheit in zich hebben, maer alleenlijk volmaaktheit uitdrukken; volgens de de vijfde stelling. En dieshalven moet de natuur van dat wezen aan God, van de welk men ook (volgens de zeste stelling) stellen moet dat hy Ga naar margenootowezentlijk is, behoren, dewijl hy alle volmaaktheden, en geen onvolmaaktheit, in zich heeft. Het kan niet buiten God wezentlijk zijn: want indien het ook buiten God wezentlijk was, zo zou een en de zelfde natuur, die nootzakelijke Ga naar margenootpwezentlijkheit Ga naar margenootqinsluit, Ga naar margenootrtweevoudiglijk Ga naar margenootswezentlijk zijn; 't welk, volgens het voorgaande bewijs, ongerijmt is. Dieshalven niets buiten God, maar God alleen is de geen, die nootzakelijke wezentlijkheit insluit: 't welk te bewijzen stond.
Dit is, mijn Heer, alles, dat ik tegenwoordiglijk tot bewijs van deze zaak kan bybrengen. Voorts wensch ik klarelijk te konnen tonen dat ik ben en blijf, enz.
Voorburg 10. April, 1666.
B.d.S.
- margenoota
- Status Quaestionis.
- margenootb
- Ens.
- margenootc
- Affirmare.
- margenootd
- Demonstrare.
- margenoote
- Existentia.
- margenootf
- Involvere.
- margenootg
- Intellectus.
- margenooth
- Propositio.
- margenooti
- Demonstrationes Geometricae.
- margenootk
- Principia.
- margenootl
- Proprietates.
- margenootm
- Ens.
- margenootn
- Existentia.
- margenooto
- Duratio determinata.
- margenootp
- Ens.
- margenootq
- Existere.
- margenootr
- Existentia.
- margenoots
- Involvere.
- margenoots
- Definitio.
- margenoott
- Simplex.
- margenootu
- Partes componentes.
- margenootw
- Compositum.
- margenootx
- Definitum.
- margenootm
- Ens.
- margenootn
- Existere.
- margenooto
- Definitio.
- margenootp
- Indivisibile.
- margenootq
- Divisibilo.
- margenootr
- Partes.
- margenoots
- Non existere.
- margenoott
- Definitie.
- margenootu
- Existentia.
- margenootw
- Involvere.
- margenootx
- Existere.
- margenooty
- Finita.
- margenootz
- Definitio.
- margenoota
- Ens.
- margenootb
- Contradictio.
- margenootc
- Existentia.
- margenootd
- Involvere.
- margenoote
- Non existere.
- margenootf
- Ens.
- margenootg
- Praesupponere.
- margenooth
- Existere.
- margenooti
- Ens.
- margenootk
- Ens.
- margenootl
- Existentia.
- margenootm
- Ens.
- margenooto
- Existere.
- margenootp
- Existentia.
- margenootq
- Involvere.
- margenootr
- Dupliciter.
- margenoots
- Existere.