Nagelate schriften
(1677)–Benedictus de Spinoza– AuteursrechtvrijTweentwintigste Brief.
| |
[pagina 507]
| |
straffe plaats zal hebben, zo wy van Ga naar margenootc't nootlot gedreven worden, en zo alles, door een strenge hant omgevoert, langs een zeker en onvermijdelijk pad gaat. Men kan zeer zwarelijk zeggen wat middel dat'er is om deze knoop los te maken. Ik zou gaerne weten en verstaan wat raat gy in deze zaak zult konnen verschaffen. Wat deze uw mening aangaat, die ‘t u belieft heeft uit de drie hooftstukken, die ik aangemerkt heb, aan my t' openbaren, hier in staan deze dingen t'onderzoeken: voorëerst, in welke zin gy de Ga naar margenootdWonderdaden en Ga naar margenooteOnkunde voor Ga naar margenootfgelijknamige en Ga naar margenootggelijkvermogende dingen houd; gelijk gy in uw leste brief schijnt te gevoelen: dewijl Lazarus opwekking van de doot, en Christus opstanding uit het graf alle vermogen van de geschape natuur schijnen t'overtreffen, en alleenlijk aan het goddelijk vermogen te behoren. Dit wijst ook geen beschuldiglijke onkunde aan, dat nootzakelijk de palen van een eindig verstant, en 't welk binnen zeker perk besloten is, te buiten gaat. Acht gy dat het niet met de geschape ziel, en met de wetenschap overëenkoomt, zodanige wetenschap en vermogen van een ongeschape ziel, en van een opperste Godheit t'erkennen, de welke die dingen kan deurdringen en uitwerken, van de welken wy menschjes geen reden en middel konnen geven, noch uitdrukken? Wy zijn menschen: wy moeten, gelijk het schijnt, niet achten dat'er iets, 't welk menschelijk is, buiten ons is. Wijders, dewijl gy belijd dat gy niet kont begrijpen dat God warelijk de menschelijke natuur aangenomen heeft, zo sta dan toe dat men u afvraag, hoe gy deze plaatsen van onz Euangelium, en van de Brief, aan de Hebreen geschreven, verstaat, van de welken d'eerste verzekert, dat het Woort vleesch is geworden, en de leste dat Gods Zoon niet d'Engelen, maar Abrahams zaat aangenomen heeft. Ik acht dat d'inhout van 't geheel Euangelium dit aanwijst, dat Gods enige gebore Zoon, (Logos, 't Woort, dat God, en by God was) zich in 't vleesch heeft vertoont, en voor ons zondaren door zijn lijden en doot de prijs der verlossing betaalt heeft. Ik zou gaerne willen verstaan wat gy van deze en diergelijke dingen zult zeggen, op dat de waarheit met het Euangelium, en met de Christelijke godsdienst, dien gy gunst toedraagt, gelijk ik acht, zou bestaan. Ik had gedacht meer te schrijven, maar ik word daar in door mijn vrienden belet, die my bezoeken, en dien ik ongeoorloft acht deze plichten van beleeftheit te weigeren. Doch deze dingen, die ik in | |
[pagina 508]
| |
deze brief te zamengebracht heb, zullen ook genoech zijn, en misschien walging genoech aan u, in d' oeffening der Wijsheit, ververwekken. Vaar wel dan, en geloof dat ik altijt een eerbewijzer van uw geleertheit en wetenschap zal zijn.
Londen, 16. Decemb. 1675. |
|