Nagelate schriften
(1677)–Benedictus de Spinoza– Auteursrechtvrij
[pagina 387]
| |
Negende Hooftdeel.I. Tot hier toe hebben wy deze Ga naar margenootaHeerschappy aangemerkt, voor zo veel zy van een enige Ga naar margenootbStat, die 't Hooft van de gehele Heerschappy is, de naam heeft. Nu is het tijt dat wy van die Heerschappy handelen, die in meer Ga naar margenootcSteden bestaat, en die ik acht dat boven de voorgaande gestelt moet worden. Doch op dat wy het onderscheit, en de voortreffelijkheit van beide zouden kennen, zo zullen wy de bezondere Ga naar margenootdgrontvesten van de voorgaande Heerschappy bezichtigen, en de genen, die hier niet toe behoren, verwerpen, en anderen, op de welken zy steunen moet, in hun plaats leggen. II. De Ga naar margenootesteden dan, die 't recht van Ga naar margenootfBurgerschap genieten, moeten in dier voegen gesticht en bevestigt zijn, dat yder alleen niet alleenlijk zonder d'anderen kan bestaan, maar ook in tegendeel niet van d' anderen kan afvallen, zonder grote schade van de gehele Ga naar margenootgHeerschappy. Want door deze middel zullen zy altijt vereenigt blijven: en de genen, die in dier voegen zijn gestelt, dat zy noch zich zelven konnen bewaren, noch aan d' anderen tot een schrik wezen, staan warelijk niet onder hun eige macht, maar Ga naar margenoothvolstrektelijk onder die van d'anderen. III. Voorts, de dingen, die wy, in het negende en tiende Lid van 't voorgaande Hooftdeel, getoont hebben, worden uit de gemene natuur van de Ga naar margenootmHeerschappy der Voornaamsten afgeleid; gelijk ook de maat van 't getal der Ga naar margenootnKeurraden naar 't getal der menigte, en hoedanig hun ouderdom en staat moet zijn, die tot Keurraden verkoren konnen worden; in voegen dat 'er omtrent deze dingen geen verschil kan wezen, 't zy dat deze Ga naar margenootoHeerschappy een enige, of meer steden onder zich heeft. Maar hier moet een andere regel van Ga naar margenootpd' opperste Raat wezen. Want indien enige Stat van de Heerschappy geschikt wierd, om daar deze opperste Raat te vergaderen, zo zou hy warelijk het hooft van de Heerschappy zelve wezen; en dieshalven zou men of beurten moeten houden, of zodanige plaats tot deze Raatvergadering aanwijzen, die geen Ga naar margenoothstatsrechten heeft, en die tot alle even na is. Maar gelijk dit beide zeer gemakkelijk om te zeggen is, zo is het zeer zwarelijk om uit te voeren, te weten dat zo veel duizent menschen dikwijls buiten de steden zullen gaan, of dat zy nu in deze, en dan in die stat te zamen zullen komen. | |
[pagina 388]
| |
IV. Maar om uit de natuur en staat van deze Heerschappy wel en recht te konnen besluiten wat in deze zaak gedaan, en op welke wijze deze Ga naar margenootqRaatvergaderingen te zamen geroepen moeten worden, zo moet men hier in aanmerken, dat yder stat zo veel te groter recht heeft, dan een bezonder man, als zy machtiger is, dan een bezonder man; volgens het vierde Lid van het tweede Hooftdeel: en by gevolg dat yder Stat van deze Heerschappy (bezie het tweede Lid van dit Hooftdeel) zo veel recht binnen haar wallen, of binnen de grenzen van haar gebied heeft, als haar mogelijk is: wijders, dat alle de steden niet gelijk Ga naar margenootrte zamen verbonden, maar, als een Heerschappy uitmakende, onderling te Ga naar margenootszamen gevoegt en Ga naar margenoottverëenigt zijn; doch in dier voegen, dat yder stat zo veel te groter recht, dan d'anderen, in de Heerschappy verkrijgt, als hy machtiger is. Want de geen, die onder d' ongelijken gelijkheit zoekt, tracht naar iets, dat ongerijmt is. De burgers worden echter met recht gelijk geächt, om dat yders macht, met de macht van de gehele Heerschappy vergeleken, van geen belang is, en in geen aanmerking kan komen. Maar de macht van yder Stat maakt een groot deel des machts van de Heerschappy zelve, en zo veel te groter, als de Stat zelve groter is. Men kan dieshalven alle de steden niet gelijk achten: maar men moet zo wel het recht van yder Stat, als haar macht, naar haar grootheit achten. Doch de banden, daar meê zy te zamen gebonden moeten worden, om een enige Heerschappy uit te maken, zijn voornamelijk de Ga naar margenootuStaatsraat, en de Ga naar margenootwRechtbank. Maar hoe alle dezen met deze banden in dier voegen te zamen gevoegt konnen worden, dat yder van hen echter, zo veel als mogelijk is, haar eige recht behoud, zal ik hier kortelijk tonen. V. Ik begrijp dat de Ga naar margenootxKeurraden van yder Stat, die, (volgens het darde Lid van dit Hoofdeel) naar de grootheit van de stat, groter of kleinder in getal moeten wezen, het opperste recht in hun stat moeten hebben, en in de Ga naar margenootyRaatvergadering, de welke d' opperste in die stat is, d'opperste macht bezitten om de stat te versterken, haar wallen uit te zetten, schattingen in te stellen, wetten te maken, en te vernietigen, en volstrektelijk alles te doen, dat zy tot behoudenis en aanwas van hun Stat nootzakelijk oordeelen. Doch om de gemene zaken van de Heerschappy te verhandelen, moet men een Ga naar margenootzStaatsraat oprechten, en echter op die voorwaarden, de welken wy in 't voorgaande Hooftdeel bijgebracht hebben: in voegen dat 'er tusschen deze en die Ga naar margenootaStaatsraat geen onderscheit | |
[pagina 389]
| |
zal zijn, dan dat deze ook macht zal hebben om de geschillen, die tusschen de steden konnen rijzen, te beslechten. Want in deze Heerschappy, daar in geen Stat het hooft is, kan dit niet anders, dan van d' opperste Raatvergadering, gedaan worden. Bezie het achtëndartigste Lid van 't voorgaande Hooftdeel. VI. Voorts, Ga naar margenootbd' opperste Raatvergadering moet in deze Heerschappy niet te zamen geroepen worden, 't en zy het nodig is de Heerschappy zelve te verbeteren, of in enige zware handeling, tot welker verhandeling de Ga naar margenootcStaatsraden zelven zich onmachtig oordelen: en in dezer voegen zullen alle de Ga naar margenootdKeurraden zeer zelden ter vergadering beroepen worden. Want het voornaamste ampt van Ga naar margenooted' opperste Raatvergadering is, (gelijk wy in 't zeventiende Lid van 't voorgaande Hooftdeel gezegt hebben) wetten te maken, en te vernietigen; en daar na Ga naar margenootfBedienaars van de Heerschappy te verkiezen. Maar de wetten, of de gemene rechten van de gehele Heerschappy moeten niet zo haast, als zy ingestelt zijn, verändert worden. Doch indien de tijt en gelegentheit meêbrengt, dat men enig nieu recht moet oprechten, of het geen, dat alreê opgerecht is, veränderen, zo kan daar op eerst onderzoek in de Ga naar margenootgStaatsraat gedaan worden; en als de Staatsraat daar in enig geworden is, zo zal de Staatsraat zelf gezanten aan de steden zenden, die het Ga naar margenootkbesluit van de Ga naar margenootlStaatsraat aan de Ga naar margenootmRaatsheeren van yder Stat zullen bekent maken: en indien eindelijk het grootste deel der steden het Ga naar margenootnbesluit van de Ga naar margenootoStaatsraat toestemt, zo zal het besluit bondig, en anders krachteloos, geacht worden. Men moet deze zelfde ordening ook in Krijgsoversten te verkiezen, in Gezanten naar andere Rijken te zenden, gelijk ook in de Ga naar margenootfbesluiten van oorlog te voeren, en voorwaarden van vrede aan te nemen, houden. Maar in de verkiezing der andere Bedienaars van de Heerschappy moet men nootzakelijk deze volgende ordening onderhouden; dewijl (gelijk wy in 't vierde Lid van dit Hooftdeel getoont hebben) yder stat, zo veel als mogelijk is, haar recht moet behouden, en in yder heerschappy zo veel te groter recht verkrijgt, als zy machtiger dan d'anderen is: te weten dat de Ga naar margenootgStaatsraden door de Ga naar margenootpKeurraden van yder stat verkozen moeten worden: namelijk, de Keurraden van een enige Stat zullen in hun Ga naar margenootrRaatvergadering zeker getal van Ga naar margenootsStaatsraden uit hun medeburgers verkiezen, die (gelijk wy in 't dartigste Lid van 't voorgaande Hooftdeel getoont hebben) met het getal der Ga naar margenoottKeurraden van de zelfde stat overëenkomen zullen, gelijk een tot twaalf. Zy zullen ook aanwijzen welken zy willen dat van d' eerste, | |
[pagina 390]
| |
tweede, darde enz. ordening zullen wezen. En in dezer voegen zullen de Ga naar margenootuKeurraden der andere steden, naar de grootheit van hun getal, of meerder, of minder Ga naar margenootwStaatsraden verkiezen, en in zo veel ordeningen verdeelen, als wy (in 't vierëndartigste Lid van 't voorgaande Hooftdeel) gezegt hebben dat de Ga naar margenootxStaatsraat gedeelt moet worden. Hier uit zal voortkomen dat in yder Ga naar margenootyordening van Staatsraden, naar de grootheit van yder stat, meerder of minder Ga naar margenootzStaatsraden van de zelfde stat gevonden zullen worden. Maar de Ga naar margenootaVoorzitters der Ga naar margenootbordeningen, en hun Ga naar margenootcplaatshouders, welker getal minder is, dan het getal der steden, moeten van de Ga naar margenootdStaatsraat, uit de verkoze Ga naar margenooteHoofden van de Staatsraat, met het lot, uitgekozen worden. Wijders, in de verkiezing van opperste rechters voor de Ga naar margenootfHeerschappy moet men de zelfde ordening houden; te weten dat de Ga naar margenootgKeurraden van yder stat uit hun Ga naar margenoothmedegenoten, naar de grootheit van hun getal, of meer of minder Ga naar margenootirechters verkiezen; en hier uit zal voortkomen dat yder stat, in haar Ga naar margenootkbedienaars te verkiezen, haar eige recht, zo veel als mogelijk is, zal hebben, en dat yder, hoe zy machtiger is, ook zo veel te meer recht zal genieten, zo in de Ga naar margenootlStaatsraat, als in de Ga naar margenootmrechtbank; te weten, als men stelt dat d' ordening van de Ga naar margenootnStaatsraat, en van de Ga naar margenootorechtbank, in de zaken van de Heerschappy te verhandelen, en de geschillen te beslechten, even zodanig is, als wy haar, in 't drie- en vierëndartigste Lid van 't voorgaande Hooftdeel, beschreven hebben. VII. Wijders, de Krijgsoppersten, Kolonellen en Ritmeesters moeten ook van de Ga naar margenootpKeurraden verkozen worden. Want dewijl het billijk is dat yder stat, naar maat van haar grootheit, gehouden is zeker getal van krijgslieden tot gemene veiligheit van de gehele Heerschappy t' onderhouden, zo is 't ook billijk dat de Ga naar margenootqKeurraden van yder stat, naar 't getal der krijgsbenden, die zy onderhouden moeten, zo veel Kolonellen, Hopmannen, Vaandragers enz. mogen verkiezen, als tot dat deel van de krijgsordening, 't welk zy voor de Heerschappy opbrengen, verëischt word. VIII. De Ga naar margenootrStaatsraat moet ook d' onderdanen geen Ga naar margenootstollen noch belastingen opleggen. Maar wat de kosten aangaat, die, tot uitvoering der gemene zaken, volgens het besluit van de Ga naar margenoottStaatsraat, verëischt worden, de Staatsraat moet niet d' onderdanen, maar de steden tot opbrenging beroepen; in voegen dat yder stat, naar maat van haar grootheit, gehouden zy een groter, of kleinder deel van de kosten te dragen: welk gedeelte de Ga naar margenootuKeurraden van de | |
[pagina 391]
| |
zelfde stat door zodanige middel, als hen goet dunkt, van hun stedelingen zullen eisschen; te weten met hen naar hun middelen te schatten, of, 't welk veel billijker is, met hen Ga naar margenootwtollen en pachten op te leggen. IX. Wijders, hoewel alle de steden van deze Heerschappy geen zeesteden zijn, en de Ga naar margenootxStaatsraden uit de zeesteden niet alleen geroepen worden, zo kan echter aan hen de zelfde Ga naar margenootywinsten, daar af wy, in 't eenëndartigste Lid van 't voorgaande Hooftdeel, gesproken hebben, toegelegt worden: tot welk einde men, naar de gesteltenis van de Heerschappy, middelen kan uitvinden, door de welken de steden onderling engelijker te zamen verbonden worden. Voorts, men kan d'andere dingen, tot de Ga naar margenootzStaatsraat en rechtbank, en volstrektelijk tot d' algemene Heerschappy behorende, (daar af ik in 't voorgaande Hooftdeel gesproken heb) ook tot deze Heerschappy toepassen: en in dezer voegen zien wy dat het in een Heerschappy, daar in veel steden zijn, niet nootzakelijk is zekere tijt of plaats tot de Vergadering van Ga naar margenootad' opperste Raat aan te wijzen: maar dat men voor de Ga naar margenootbStaatsraat, en Ga naar margenootcrechtbank plaats in een dorp, of stat moet stellen, die geen recht van stemming heeft. Ik keer weêr tot die dingen, de welken tot de bezondere steden behoren. X. D' ordening van Ga naar margenootdd' opperste Raat in enige stat in de bedienaars van de Heerschappy te verkiezen, en in besluit van zaken te nemen, moet de zelfde wezen, die ik, in 't zevenëntwintigste en zesëndartigste Lid van 't voorgaande Hooftdeel, aangewezen heb. Want de zelfde reden, die daar waargenomen moet worden, heeft ook hier plaats. Wijders, de Ga naar margenootevergadering der Ga naar margenootfWetverdedigers moet onder deze gestelt worden, die zich tot de statsvergadering heeft, gelijk die van de Wetverdedigers van het voorgaande Hooftdeel tot de vergadering van de gehele heerschappy, en welks ampt binnen de palen van de statsrechtspraak ook de zelfde moet wezen, en de zelfde Ga naar margenootgwinsten en vervallen genieten. Maar indien de stat, en by gevolg het getal der Ga naar margenoothKeurraden zo klein is, dat zy niet meer, dan een of twee Ga naar margenootiWetverdedigers konnen verkiezen, welke twee geen Ga naar margenootkRaatvergadering konnen maken; zo moet, naar dat de zaak voorvalt, Ga naar margenootld' opperste Raat van de stat rechters aan de Wetverdedigers in het onderzoek toewijzen, of het geschil aan d' opperste Raat der Wetverdedigers opgedragen worden. Want men moet ook enigen uit de Wetverdedigers uit yder stat naar de plaats zenden, daar de Ga naar margenootmStaatsraat zijn verblijf heeft, om te verzorgen dat de rechten van de gehele Heerschappy ongekreukt bewaart worden, en die zonder enig recht van stemming in de Staatsraat zitten. | |
[pagina 392]
| |
XI. De Ga naar margenootoHoofden van de Staatsraat der steden moeten ook van de Ga naar margenootpKeurraden der zelfde stat verkozen worden, de welken als de Ga naar margenootqStaatsraat van die stat uitmaken. Ik kan echter het getal van dezen niet bepalen; en ik acht het ook niet nootzakelijk: om dat de zaken van de zelfde stat, die van groot belang zijn, van der zelfder Ga naar margenootropperste Raatvergadering, en de genen, die tot d' algemene Heerschappy behoren, van de grote Ga naar margenootsStaatsraat verhandelt worden. Voorts, indien zy weinig zijn, zo zal 't nootzakelijk wezen dat zy in hun vergadering opentlijk stemmen, niet met steentjes, gelijk in de grote Raatvergaderingen. Want in kleine vergaderingen, daar de stemmen heimelijk gegeven worden, kan de geen, die in schalkheit d' anderen overtreft, lichtelijk de gever van yder stem weten, en de genen, die niet al te deursleepen zijn, op veelderhande wijzen uitstrijken. XII. Wijders, Ga naar margenoottd' opperste Raat van yder stat moet in de zelfde Rechters stellen, van welker vonnis men zich echter op 't opperste vonnis van de Heerschappy mag beroepen, uitgezondert de geen, die van zijn misdrijf opentlijk overtuigt is, en zich schuldig bekent. Maar 't is nodeloos dit wijders te vervolgen. XIII. Daar is dan noch overig dat wy van de steden, die niet onder hun eige recht zijn, spreken. Indien dezen in 't Lantschap, of gewest van de Heerschappy gesticht, en der zelfder inwoonders van de zelfde landäart en taal zijn, zo moeten zy nootzakelijk dorpen, of gelijk gedeelten der geburige steden geacht worden; in voegen dat yder van hen onder de bestiering van deze, of van die stat, die zijn eige recht heeft, moet wezen. De reden hier af is, om dat de Ga naar margenootuKeurraden niet van d' opperste Raat van deze Heerschappy, maar van d' opperste Raat van yder stat verkozen worden, de welken in yder stat, naar 't getal der inwoonders, binnen de palen van de Ga naar margenootwrechtspreeking der zelfde stat, meer of minder zijn; volgens het vijfde Lid van dit Hooftdeel. En dieshalven is nootzakelijk dat de menigte der stat, die haar eige recht niet heeft, tot de schatting van een andere menigte, die zijn eige recht heeft, toegepast word, en van der zelfder bestiering afhangt. Maar de steden, volgens oorlogsrecht gewonnen, en die by de Heerschappy gevoegt zijn, moeten als medegenoten van de Heerschappy, en als door weldoen verwonnen geacht worden, of men moet 'er voorgeplante steden, die het statsrecht genieten, af maken, en het volk elders zenden, of de plaatsen gantschelijk uitroejen. XIV. Dit zijn de dingen, die tot de Ga naar margenootxgrontvesten van deze | |
[pagina 393]
| |
Ga naar margenootyHeerschappy behoren. Doch dat de stant van deze beter is, dan de geen van die, de welke de naam van een enige ftat heeft, besluit ik hicr uit, dat de Ga naar margenootzKeurraden van yder stat, volgens de gewoonte van de menschelijke begeerte, zullen trachten, zo wel in de stat, als in de Ga naar margenootaStaatsraat, hun recht te behouden, en, indien het mogelijk is, te vermeerderen, en dieshalven zo veel, als zy zullen konnen, pogen de menigte tot zich te trekken, en by gevolg de Heerschappy meer door weldaden, dan door vrees te drijven, en hun getal te vermeerderen; want hoe zy groter in getal zijn, hoe 'er meer zullen wezen, (volgens het zeste Lid van dit Hooftdeel) die uit hun Ga naar margenootbRaatvergadering tot Ga naar margenootcStaatsraden verkozen zullen worden, en by gevolg (volgens het zeste Lid) meer recht in de Heerschappy verkrijgen. Het hindert niet dat, terwijl yder stat voor zich zelve zorgt, en d' anderen benijd, zy dikwijls onder malkander twisten, en de tijt met stribbelen deurbrengen. Want hoewel, terwijl de Romainen zich beraatslagen, Saguntus verloren gaat; zo gaat, in tegendeel, terwijl enige weinigen, volgens hun eige drift, alles besluiten, de vryheit onder, en de gemene welstant te niet. Want de menschelijke vernusten zijn te plomp om terstont alles te deurdringen: maar zy worden door raat te vragen, door horen, en door redeneren gescherpt, en, terwijl zy alle middelen verzoeken, komen eindelijk tot de genen, die zy willen, die van alle geprezen worden, en op de welken te voren niemant gedacht had; daar af wy in Hollant veel voorbeelden gezien hebben. Doch indien iemant tegenwierp, dat deze Heerschappy der Hollanders niet lang zonder Graaf, of Stathouder, die de plaats van de Graaf bekleed, gestaan heeft, aan de zelfde zal ik dit tot antwoort toevoegen, dat de Hollanders, om de vryheit te verkrijgen, voor zich genoech geacht hebben hun Graaf te verlaten, en het lighaam van de Heerschappy van 't hooft te beroven, zonder te denken op deze Heerschappy te verbeteren. Maar zy hebben alle des zelfs Leden, gelijk zy te voren bestonden, gelaten; in voegen dat Hollant een Graafschap zonder Graaf, gelijk een lighaam zonder hooft, en de Heerschappy zelve zonder naam gebleven is. 't Is dieshalven geensins te verwonderen dat d' onderdanen ten meestendeel niet geweten hebben, by wie d' opperste macht van de Heerschappy was. En hoewel dit geen plaats had, zo waren echter de genen, die warelijk de Heerschappy in handen hadden, veel te weinig om de menigte te konnen bestieren, en de machtige tegenstrevers te verdrukken. Hier uit is gesproten dat deze lesten dikwijls, zonder gestraft te worden, d' eersten hebben konnen belagen, en eindelijk onderdrukken. De | |
[pagina 394]
| |
haastige omwerping van de zelfde Ga naar margenootmgemene Staat is dieshalven niet hier uit gesproten, dat de tijt onnuttelijk in beradingen deurgebracht wierd, maar uit de wanstaltige stant van de zelfde Heerschappy, en uit het klein getal der Bestierders. XV. Voorts, deze Ga naar margenootdHeerschappy der Voornaamsten, die veel steden onder zich heeft, is boven d' ander te stellen; dewijl men niet, (gelijk in 't voorgaande Lid gezegt is) behoeft te vrezen dat der zelfder algemene Ga naar margenooteopperste Raatvergadering door een schichtig gewelt ondergedrukt zal worden; vermits, (volgens het negende Lid van dit Hooftdeel) geen tijt noch plaats tot de zelfde te beroepen aangewezen word. Wijders, de machtige burgers zijn in deze Heerschappy ook minder te vrezen. Want ter plaats, daar meer steden de vryheit genieten, is het voor de geen, die de weg tot de Heerschappy tracht te banen, niet genoech een enige stat in te nemen, om de Heerschappy over d' anderen te bekomen. Eindelijk, in deze Heerschappy is de vryheit ook aan meer menschen gemeen. Want ter plaats, daar een enige stat de Heerschappy voert, bevordert men zo verre de welstant der anderen, als het dienstig voor de genen is, die deze stat bestieren. |
|