Leerzaame zinnebeelden
(1714)–Adriaan Spinniker– Auteursrechtvrij
[pagina 174]
| |
De veilige toevlucht.Gelyk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de Heer over de geene, die hem vreezen. Want hy weet, wat maaksel wy zyn, gedachtig zynde dat wy stof zyn. Psal.ciii.13,14. Wie zal beschuldiging inbrengen tegen Gods uitverkoorenen? God is 't die rechtvaardig maakt. Wie is 't die verdoemt? Christus is 't, die gestorven is; ja, dat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter rechterhand Gods is, die ook voor ons bid. Rom.viii.33,34. | |
[pagina 175]
| |
Op het XLIste zinnebeeld.De bullebak mag 't kind verbaazen
Door zyn vertoog en leelyk raazen,
Maar strekt het ook tot nut en goed,
Naardien hy 't leert de stoutheid myden,
En, diep bevrees voor eenig lyden,
Naar zyne moeder vluchten doet;
Op dat het, van haar' arm omvangen,
Haar' liefde en bystand mag erlangen,
En, stil gezet op haaren schoot,
Vertroost, gekust, en weêr bevredigd,
Van haar beschermd zy, en verdedigd
Voor 't dreigende gevaar en nood.
Gy, die de waereld hebt begeeven,
Met haar vermaak en idel leven,
Om naar den hoogsten stand te staan,
Het kindschap van den grootsten Vader,
U raakt dit beeld, en niemand nader:
O! laat het u ter herte gaan.
Een bullebak van yslyk wezen,
Uit de overdenking opgereezen
Van uw voorheen bedreeven kwaad,
Zoekt u zomtyds door naare blikken
En bitse woorden te verschrikken,
En af te trekken van uw' staat.
Die laat zich dus zomwylen hooren;
Geen' zaligheid is u beschooren,
Uit is 't met u, gy komt te spaê;
Te groot en veel' zyn uwe zonden,
Als dat uw' hoop zich vast zou gronden
Op Gods ontferming en genaê.
Doch kunt gy 't stuk te recht bedenken,
| |
[pagina 176]
| |
Zyn' woede zal u geensins krenken,
Maar voordeel geeven aan 't gemoed.
Want die, oprecht van hert en zinnen,
Den Hoogsten vuuriglyk beminnen,
Dien werkt het al tot heil en goed.
Al raast hy hevig en verbolgen,
Maakt gy het spoor van 't kind te volgen,
En naar uws Vaders lieven schoot
Met vuurig bidden, ernstig zuchten,
In kindse ootmoedigheid te luchten,
Zo vind gy uitkomst in uw' nood.
Ja hoe 't gedrocht u meer deed vreezen,
Hoe zoeter hier de rust zal weezen.
Want God is liefde, en vriendlykheid,
Ontfermend, en van mededoogen
Tot elk boetvaardig hert bewoogen,
Dat naar hem hygt, en zucht, en schreit.
Hy heeft zich by zyn woord verbonden
Te heelen alle ziele-wonden;
En stelde zyn' genaê ten toon,
Wanneer hy liet in 't vlees verschynen,
En overgaf aan wreede pynen
Zyn' eenigen, zyn' lieven Zoon.
Die zo veel deed, om uwe elenden
Genadig van u af te wenden,
Zou die zyn hert voor uw' gebeên
Door tooren houden toegeslooten,
En van zyn aanschyn u verstooten?
Wie dit vermoed, wy zeggen neen.
Wy zeggen neen met vollen monde,
En stellen vast in 's herten gronde,
Dat die weleer vol minzaamheid
Elk tot zich noodde, hoe belaaden
Door 't zwaare pak van euveldaaden,
| |
[pagina 177]
| |
Noch staat met de armen uitgebreid.
Wy stellen vast, dat de eigen' liefde,
Die aan het kruis den Heiland griefde,
Noch vaardig is, om elk gemoed,
Dat zich tot hem begeeft, te wassen
In de overkostelyke plassen
Van zyn gezegend offerbloed.
Wy stellen vast, dat zyn' gebeden,
Zyn voorspraak, en zyn tussentreeden
Noch voor het rechtgebroken hert,
Dat van berouw zich voelt doorkerven,
Een' vollen zoen en gunst verwerven,
En zoeten troost in angst en smert.
Alleen, alleen, laat uwe zinnen
Van de idelheid niet meer verwinnen,
Maar houd u vast aan God en deugd.
Op deezen grond word hier Gods zegen,
En namaals het genot verkreegen
Van eindelooze vrede en vreugd.
|
|