Leerzaame zinnebeelden
(1714)–Adriaan Spinniker– Auteursrechtvrij
[pagina 130]
| |
Door 't heelen onheelbaar.Toen ik zweeg, wierden myne beenderen verouderd, in myn brullen den gantsen dag. Want uwe hand was dag en nacht zwaar op my, myn sap wierd veranderd in zomerdroogten. Myne zonde maakte ik u bekend, en myne ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide; Ik zal belydenis van myne overtreedingen doen voor den Heere; en gy vergaft de ongerechtigheid myner zonde. Psal.xxxii.3,4,5. Die zyne overtreedingen bedekt, zal niet voorspoedig zyn: maar die ze bekent, en laat, zal barmhertigheid verkrygen. Spr.xxviii.13. | |
[pagina 131]
| |
Op het XXXI ste zinnebeeld.Wat weetenschappen nut en voordeel kunnen geeven
Aan 't menselyke leven,
Geneeskunst roemt op haare kracht,
Als heilzaam boven al voor 't sterfelyk geslacht.
Daar de andere den mens in droeve lyfsgebreken
En ziekten laaten steeken,
Ontbloot van alle hulp en raad,
Komt zy (zo geeft zy voor) hem in dien stand te baat.
Ja als de veege ziel gereed staat om te glippen,
Van halfverstyfde lippen,
Vermeet zy zich in deezen nood
Noch middel aan te biên tot steuiting van de dood.
Maar schoon zy noch zo breed in haaren lof gaat weiden,
De kwaalen te onderscheiden,
Die schuilen in het ingewand,
Gaat dikmaal boven het bereik van haar verstand.
En kent zy de natuur der ziekte niet ter deegen,
Zo staat zy ook verlegen,
Wat mengeling van artzeny
Tot weering van de kwaal en smerte dienstig zy.
Of schort het uiterlyk aan een van 's lichaams leden,
Zy kan geen' hulp besteeden,
Of iets, dat tot geneezing strekt,
Als 't lid bewonden, of met kleed'ren is bedekt.
Dus moet een ider, die zich gaarne van zyn lyden
En ziekte zag bevryden,
Den arts ontvouwen naakt en klaar,
Hoedanig hem de pyn van binnen treft, en waar.
Dus moet elkeen, die zyn' kwetsuuren en zyn' wonden
Gereinigd, en verbonden,
En wederom geheeld wil zien,
| |
[pagina 132]
| |
't Getroffen lid ontbloot aan zynen wondarts biên.
Gezonde naar het lyf, terwyl uw' kranke zielen
Van droever kwaalen krielen,
Dan 't zwakke lichaam ooit beschreid,
Ziet hier den weg getoond, die ter geneezing leid.
Zo lang gy u voor God rechtvaardigt, en de wonden
En ziekten van uw' zonden
Voor hem vergoelykt en bedekt,
Word nimmer zyne gunst tot uwe hulp verwekt.
Want schoon hy geensins by den lyfarts word geleeken,
Maar alle zielgebreken,
Hoe heimelyk, hoe diep gezet,
Voor zyn doordringend oog ontdekt zyn klaar en net;
En schoon hy nimmer het vermogen kan ontbeeren,
Om alle kwaal te weeren,
Geen mens beproeft die waarde kracht,
Indien hy niet zyn' pligt van zyne zy' betracht.
Dat liet hy duidelyk ons in zyn woord ontvouwen.
En die het wel beschouwen,
Zien zonder moeite Gods beleid
Gegrond op reden, en verstand, en billykheid.
Die leeren 't recht en God-betaamelyk te weezen,
Geen' ziele te geneezen,
Als die haar' ziekte smert en deert,
En zyn' genade tot haar' troost en hulp begeert.
Die leeren, dat geen' zucht tot redding, geen verlangen
Het herte kan bevangen,
Als dat het kwaad erkent voor kwaad,
En in zyn' diepsten grond oprecht verfoeit en haat.
Die leeren, dat de ziel geen' haat, maar welbehaagen
Tot haare kwaal kan draagen,
Wanneer zy die verbloemt, en dekt,
En, zo veel in haar is, het Godlyk oog onttrekt.
Waar 't anders, 't ging dan vast, dat God zyn' zegeningen
| |
[pagina 133]
| |
Den mensen op moest dringen.
En wie, te recht beraân, en wys,
Waardeert des Hoogsten gunst op zo geringen prys?
Of legt den grooten God zo veel aan ons gelegen,
Dat hy ons, ongenegen
Naar onzen welstand zelf te staan,
Van onze elende door zyne almacht zoude ontslaan?
't Zy verre: zyn geluk, volmaakt in alle wyzen,
Kan door ons heil niet ryzen;
En weet van geen' vermindering,
Schoon nimmer goed gebeurde aan eenig sterveling.
Neen, neen: 't is blyks genoeg, dat overmaat van liefde
Het Godlyk herte griefde,
Wanneer hy in zyn' waarden Zoon
Zich zelv' de kranke ziel tot arts heeft aangeboôn.
't Is zucht genoeg, dat hy, in plaats van strenge straffen,
Ons middel wil verschaffen,
Tot heeling der gewonde ziel
Van 't kwaad, waar in zy door haare eigen' schuld verviel.
't Is gunst genoeg, dat ons die weldaad mag gebeuren
Voor een oprecht betreuren,
Een rond belyden van het kwaad,
Goê wil, en bede om hulp tot redding uit dien staat.
Gelukkig', die 't by tyds erkennen, en ontwaaken,
En dus den ziel-arts naaken!
Dien is in zyn' barmhertigheid
Volkomen raad en baat voor alle kwaal bereid.
|
|